Ooit zullen ze bij Ajax naar me gaan luisteren. Zo lang ik hier schrijf pleit ik voor een buitenlandse trainer. Het liefst een Argentijn met twee herdershonden die denkt dat Amsterdam vol met molens staat. Graag ook een leren motorjack aan en een assistent die af en toe keihard op zijn wang wordt geslagen.
Ik droom van een Ajax-trainer die helemaal niets weet van de Nederlandse voetbalcultuur. Iemand die, als Sjaak Swart naast hem komt zitten om te oudebeppen over het Ajax-DNA, denkt dat er een verwarde biochemicus het sportcomplex is binnengedrongen. Het mag ook een trainer uit Polen zijn, met het haar van Jan Wolkers of de eerste vrouwelijke hoofdcoach. Een Zweedse graag.
Als het maar niet iemand is die ooit het woord 'Ajax-school' heeft gebruikt. Want daar is Ajax aan ten onder gegaan. Het vreemde idee dat ze de kers op de taart van het moderne voetbal zijn is daar niet uit die koppen te rammen. De hoofdschuldige van die ontwikkeling deelt nu de lakens uit bij Ajax. Louis van Gaal heeft met zijn gegalm op het museumplein en zijn kleinerende teksten richting PSV en Feyenoord een beweging in gang gezet die nu wekelijks in het gezicht van Ajacieden explodeert.