Trainer zijn van Lionel Messi is niet makkelijk. Hij ziet alles, hij snapt alles en bedenkt oplossingen waar je als coach nog nooit aan hebt gedacht. Ik geloof dat het Pep Guardiola was die eens vertelde dat de Argentijn tijdens een bespreking aan het knikkebollen was. Zijn beste speler viel in slaap, terwijl hij de selectie probeerde uit te leggen hoe de komende tegenstander pijn gedaan kon worden. Guardiola realiseerde zich dat alles wat hij vertelde voor Messi volstrekt logisch was. Hij doet zijn hele leven al niet anders dan kijken op welke manier hij zijn tegenstander pijn kan doen.
Een half jaar geleden probeerde Jan Oblak inzichtelijk te maken hoe het voor het een keeper is om tegen Messi te spelen. Hij had het over de ogen van de Argentijn. Hij voelde zich constant bekeken en werd ook constant bekeken. Messi ziet alles. Hij wandelt over het veld, zijn hoofd zwenkt van links naar rechts, hij maakt inschattingen, ontdekt ruimtes en oplossingen, tekent plaatjes in zijn hoofd, gumt die weer uit en ineens is daar een pass of een dribbel. Oblak vertelde zich kansloos te voelen bij de ballen die Messi met veel precisie net buiten zijn bereik in een van de hoeken schoot. Hij kent hem door en door, heeft hem urenlang bestudeerd, maar op de een of andere manier kan hij geen grip krijgen op de Barcelona-aanvaller. Telkens als hij denkt te weten hoe het zit, verzint hij weer iets anders. Messi schiet de bal niet zomaar naar links of rechts. Zijn ogen registreren een minuscule beweging in lichaam van de tegenstander en op basis daarvan maakt hij een keuze. Oblak heeft hem weleens in de maling proberen te nemen door te doen alsof hij naar een bepaalde hoek ging. Ook dat lukte niet of maar één keer. Hij ontdekte dat Messi al zijn beslissingen laat afhangen van jou. Alles is improvisatie op het moment zelf.