In zijn wekelijkse column staat Frank Heinen stil bij de comeback van Arjen Robben, die na ruim achttien jaar weer FC Groningen gaat dienen.
Stel.
Stel dat je Arjen Robben bent.
Dat je op Hemelvaartsdag, in München, twee kerels van FC Groningen ziet aankomen, hoekje om, hallo! Dat je direct begrijpt wat ze komen doen, want directieleden van FC Groningen komen niet zomaar naar München, althans niet samen, en niet op Hemelvaartsdag, nee, die moeten iets van je. Dat je denkt: hoe heette die ene ook alweer, die ene naast, eh, dingetje? En dat je ze dan niet wegstuurt, met hun plannen en hun compilatiefilmpjes en hun powerpointpresentaties. Dat je geleerd hebt altijd beleefd te blijven, en zeker tegen mensen van FC Groningen.
Dat je luistert, en kijkt, en denkt: ik ga het mooi niet doen, ik zal wel mesjogge wezen.
Dat je 36 bent. Dat je drie kinderen hebt, het ultieme huis-voor-het-leven in aanbouw, een extra huis voor al je bokalen, een erelijst van vijftien pagina’s, een digitaal geldpakhuis en een lang leven voor je dat naar eigen inzicht ingevuld kan worden.
Dat je afscheid neemt, eerst voor de wereld en dan, trager, voor jezelf. Dat je weet dat de ziel te paard gaat, en dat je cold turkey gaat, dat je zes maanden nauwelijks naar voetbal kijkt, er niet over spreekt, nadenkt of fantaseert. Dat je gaat skiën, padellen, je kinderen van school gaat halen. Dat je weer eens iemand anders z’n boterhammen smeert.
Dat je denkt: als dit het zwarte gat is, dan komt het wel in orde.