Het was een actie voor op een trapveldje. Jassen op de grond, vijf tegen vijf en de eigen grenzen verkennen. Dribbelen, de bal verliezen, en weer dribbelen. Je bent elf, je bent al de hele middag lekker aan het voetballen, de schemer valt langzaam in en dan denk je ineens met de grote Karim in je rug: waarom niet?
Het mooiste aan kijken naar Frenkie de Jong is de vrijheid waarmee hij speelt. Je hebt voetballers die voetballers imiteren en je hebt voetballers die voetballers zijn. Hij doet dingen op een veld die je niet kunt bedenken. Ook omdat die dingen er vaak op jonge leeftijd door overijverige coaches worden uitgeramd. Geen risico. Vooral geen risico’s.
Je draait in het Estadio Santiago Bernabéu op eigen helft niet met één lichaamsbeweging weg bij twee spelers. Je tikt de bal op de eigen zestienmeterlijn niet van de ene naar de andere voet om zo langs de winnaar van de Ballon d’Or te glijden. Je gaat niet in het eigen zestienmetergebied proberen weg te draaien bij de spits van de tegenstander. Dat zijn dingen die niet in je kunnen opkomen. Want geen risico. Vooral geen risico’s.