Een Argentijnse dichter probeerde eens de voetballer Lionel Messi te omschrijven. Hij keek urenlang naar video's op YouTube. Alle doelpunten. Alle assists op een rijtje. Dribbels achter elkaar geplakt. Briljante steekpasses die allemaal net geen doelpunt opleverden.
Tot hij een filmpje van een kwartier zag waarin niets anders dan overtredingen te zien waren. Messi die struikelend, vallend of ontwijkend zijn weg probeerde te vervolgen. Gaandeweg begon hij iets te herkennen, maar hij wist niet direct wat. Tot hij nóg een keer keek. Hij wist dat hij de ogen kende die naar de bal keken. Wat er ook om hem heen gebeurde, hoezeer hij ook uit balans was, de ogen bleven de bal volgen. Toen viel plotseling het kwartje. Het waren, zo concludeerde de dichter, de ogen van zijn hond. 'Messi is een hond', zette hij boven het gedicht.
Ik moest er dinsdagavond aan denken toen ik Erling Braut Haaland als wereldwijd fenomeen zag opstaan. Niet omdat de Noor op Messi lijkt. Ook niet omdat ik denk dat de doorbraak van de spits symbool staat voor het begin van een nieuw tijdperk. Puur en alleen vanwege de eenvoud van zijn aanwezigheid. Hij is er en hij scoort.
Na afloop van het duel met Paris Saint-Germain werd Haaland als Man of the Match geïnterviewd. Gevierd, zou je kunnen zeggen. Gekroond. Het was een merkwaardig gesprek. Aan de ene kant een verslaggever die nog moest verwerken wat hij gezien had. Aan de andere kant een jongen voor wie het kennelijk vrij normaal is met tachtigduizend toeschouwers om zich heen een bal asociaal hard de kruising in te jagen. Of hij wel wist hoe goed hij was?