Er was een tijd dat ik een heilig geloof koesterde in het spreekwoord van de aanhouder die wint. Ik was een jaar of zestien, een redelijke (dus: matige) amateurspeler die om redenen die alleen ikzelf niet begreep nooit hogerop was geraakt.
Er was een tijd dat ik een heilig geloof koesterde in het spreekwoord van de aanhouder die wint. Ik was een jaar of zestien, een redelijke (dus: matige) amateurspeler die om redenen die alleen ikzelf niet begreep nooit hogerop was geraakt.