Altijd als ik Ruud van Nistelrooij zie, denk ik even aan een citaat uit een oud interview in Voetbal International. Jaren geleden vertelde Van Nistelrooij gloedvol over hoe hij clubs aanschreef voor handtekeningenkaarten van zijn favoriete spelers, de herinnering aan een op zijn verjaardag bezorgde kaart van John Bosman vervulde hem zelfs als een spits die Bosman inmiddels ruim overtroffen had nog altijd met eerbied.
Alleen de kaart die hij van Stanley Menzo kreeg, stelde hem teleur. Op de gehandtekende portretfoto zaten de krassen van iemand die even met zijn ballpoint krast alvorens de inkt begint te stromen.
‘Dat vond ik erg slordig,’ zei Van Nistelrooij.
Aan slordigheid heeft hij altijd een broertje dood gehouden. Deze week zag ik hem tweemaal op televisie, bij de NOS en bij ESPN – kennelijk is de traag op toeren komende trainerscarrière van een van de beste spitsen die Nederland ooit gehad heeft een uitgelezen eindejaarsonderwerp.
De nauwe blik van de egoïst, de man die zijn beperkte talent moest zien te compenseren met een overgave die aan gekte grensde, is verdwenen
Op die beelden oogde Van Nistelrooij waanzinnig niet-slordig: zijn ruige stoppelbaard is tegenwoordig zo strak over zijn wangen gespannen dat het lijkt alsof iemand met een foto van de actieve Van Nistelrooij naar de tattooshop is gegaan en heeft gezegd: Doe mij zo’n baard. Ook het haar zit uitzonderlijk modieus. Nieuw is de bril: een dun, donker montuurtje, een trainersbril, het soort bril waarvan de Ruud van Nistelrooij van Manchester United na een onterechte wissel met alle plezier een racefietsje van zou hebben gevouwen.