Dit zou een heel andere column hebben moeten worden. Over de bekerfinalebadjassen en hoe die ruiken. Over de miniatuurbokaaltjes die elke speler van het winnende team na de bekerfinale krijgt, en hoe die mij terugvoerden naar eindeloze judotoernooien in muffe sporthallen met tafels vol prijsjes waar je de hele dag omheen zoemde, fantaserend hoe die bekertjes op je eigen kamer zouden staan.
Of anders over al die spelers van Barcelona die na de Spaanse bekerfinale een voor een met Messi op de foto gingen, en over die paar keer dat ik bijna met een grote voetballer op de foto ging, en dat iets onnoemelijks me tegenhield, en over de ingelijste foto op mijn bureau die het bewijs is dat het me ooit wel is gelukt. Het had over Wout Weghorst kunnen gaan, of over Willy van der Kuijlen en die keer dat het net het onder diens geweld begaf.
Over opgewekte, opwindende, verbazende, zorgwekkende, droeve dingen.
Maar ik kreeg het niet voor elkaar.
Sorry. Misschien een volgende keer.
Het gaat niet om het spel. Met winst en verlies wordt in het voetbal allang niet meer de stand op het scorebord bedoeld
Het komt door de Super League. Sinds de berichtenstroom over dat wanstaltige gedrocht de wereld in kolkt, lukt het me eventjes niet meer te genieten van het voetbal zelf.