Heel graag zou ik Memphis Depay willen zijn. De hele wereld – nou ja, heel Nederland – vindt iets van je, iedereen lacht zich gek als je huis wordt leeggeroofd, ze weten precies welke pet of hoed je op je hoofd mag doen, er wordt breed gediscussieerd over je tatoeages en je gebaartjes langs de lijn, en ze willen dat je niet in God gelooft maar in Nederland.
Om dan – met die gekte in je nek – een single uit te brengen waarin je zingt over je rijkdom, je auto’s, de chicks op afroep en al je beroemde vrienden, dat vind ik jaloersmakend autonoom. In geen enkel ander land dan Nederland wordt succes zo vertrapt en verfoeid. Tijdens het WK voor vrouwen was dat de meest gehoorde uitleg waarom er kilometerslange optochten naar een heel slechte wedstrijd schuifelden: ze zijn zo gewoon gebleven, de vrouwen.
Ik ben ook dol op gewoon. Al mijn favoriete voetballers zijn doodnormale jongens die zich niets aantrekken van roem en geld. Ze voetballen graag. De uitzondering is Memphis Depay, omdat hij roert en prikt in die oercalvinistische Nederlandse doe-maar-gewoon-sfeer.