Luis Suárez is een fenomeen. Je kunt met een kennersoog naar hem kijken en een lijstje met tekortkomingen opstellen. De ballen lijken net iets te ver van een van zijn voeten te springen. Hij beweegt op een lelijke manier. Het is alsof zijn ledematen onafhankelijk van elkaar besluiten dezelfde richting op te gaan, maar onderweg een andere route kiezen. Je hebt vaak het idee dat hij al struikelend zichzelf probeert bij te houden. Denk aan een ober die met een vol dienblad zigzaggend een vol terras oversteekt. Daar zit je ook met een ongemakkelijk gevoel naar te kijken omdat je weet dat het elk moment fout kan gaan. Aan Suárez’ oeuvre is afgelopen weekend een nieuwe dimensie toegevoegd.