Het is niet eenvoudig voor te stellen, maar ooit was schrijver Arnon Grunberg een groot voetbalfan. Dat was midden jaren tachtig, Grunberg woonde in Amsterdam-Zuid en las elke week Voetbal International als een devote gelovige.
Zijn favoriete voetballer was Wim Kieft.
Jaren later ontmoetten bewonderaar en bewonderde elkaar. Ze gingen samen eten, ze waren toch een soort collega’s. Grunberg was op dat moment al jaren een van Nederlands grootste schrijvers, Kieft had net zijn eerste biografie uit. Een boek waar veel mensen een beetje nuffig op neerkeken, want het ging over sport, over voetbal, over een voetballer. Maar Grunberg herkende het tragische personage dat Wim Kieft is, samengevat in die ene scène van een jongen in de tram op weg naar de training, een jongen die probeert te voorkomen dat mensen zien dat hij een tas met Ajax-logo bij zich heeft, een zwijgzame, ongemakkelijke jongen waaruit een boeiende, bij tijd en wijle onmogelijke man zal groeien.
Alles wat Pieter de Waard de afgelopen jaren heeft uitgehaald ter meerdere eer en glorie van Telstar, IJmuiden en (misschien een beetje) zichzelf, deed hij in feite voor de gemeenschap