Ik zou hier dolgraag hebben geschreven over het trainingspak van Ronald Koeman, dat het Nederlands elftal zich wel zou hebben geplaatst voor het WK als Bert Maalderink een korfbalverslaggever was geweest en hoe Zinedine Zidane op een prachtig moment even al het licht bij Cristiano Ronaldo vandaan trok. Het had hier een column lang kunnen gaan over het nieuwe Louis van Gaal-boek waarin wordt uitgelegd dat hij de wereld in vier dagen zou hebben geschapen omdat je dan tijd wint.
Maar toen las ik dat de familie van Adelhak Nouri naar de arbitragecommissie van de KNVB is gestapt. Zij vinden dat er door Ajax, vlak na het onwel worden van Nouri, geen goede zorg is verleend. De club ontkent.
Een vreselijk bericht. Nouri’s ineenstorting lijkt zich nu te versmallen tot een juridisch gevecht en dat is wrang, omdat juist de foto’s van massaal meelevende supporters zoveel losmaakten. Een week lang leek het erop dat het wel degelijk mogelijk was, dat er boven op verdriet en ellende verbroedering ontstond. Dat alle dagelijkse beslommeringen er even niet meer toe deden en dat er oprecht werd meegeleefd met de familie van Nouri en met Nouri zelf. En dan bedoel ik zelfs de tientallen mensen die hun telefoon vlak bij de rouwende vader van Nouri hielden.
Er wordt getuurd naar masserende handen. Er worden tijden genoteerd.
Precies dat, het filmen van een gebeurtenis, lijkt nu de oorzaak te zijn van een steeds scherpere juridische strijd tussen Ajax en de familie van Nouri. Het zijn andere tijden. Ik verlang intens terug naar de tijd dat Johan Cruijff met zes naakte vrouwen kon zwemmen en zich geen zorgen hoefde te maken. Nu zouden we een kwartier later de beelden al hebben gehad. Al het leed rond Nouri’s ineenstorting versmalt zich nu – tijdelijk, hoop ik – tot deze situatie: deskundigen die honderden keren kijken hoeveel seconden het duurt voordat de dokter bij Nouri knielt. Er wordt getuurd naar masserende handen. Er worden tijden genoteerd.
Dat is begrijpelijk, maar het is ook verschrikkelijk, dat een juichend voetballeven zich nu vernauwt tot schuldig of niet schuldig. Ik zag enkele dagen geleden een korte reportage over de vermissing en de uiteindelijke dood van Anne Faber. Om de beurt komen er familieleden en vrienden aan het woord en zij vertellen over Anne. Wat een fantastische vrouw zij was. Hoe ze wilskrachtig door het leven ging, vol energie. Het waren indrukwekkende beelden en gesprekken, waarin de nabestaanden stamelend het grote verlies probeerden te duiden.
Inmiddels heeft de vader van Anne Faber in een open brief verklaard dat de dood van zijn dochter voorkomen had kunnen worden als een voorzitter van het gerechtshof beter zijn werk had gedaan. Nouri leeft en Anne is dood, maar ik voel bij deze openbare rouw en openbare verbittering hetzelfde: de behoefte Anne en Nouri te blijven zien als de mensen die zij in onbekommerde tijden waren.
Ik begrijp de families volkomen. Ik begrijp Ajax niet. Maar dat doet er niet toe. Ik wil Nouri niet gaan zien als een voorbeeld hoe het verkeerd kan gaan. In de brief van de familie staat dat ze het niet alleen voor Nouri doen, maar voor alle voetballers. Het is in ieders belang.
Daar haak ik af. De hele voetbalwereld. Belang. Allemaal woorden die hangen aan een symbool. Aan een vreesaanjagend voorbeeld en dat het zo nooit, nooit meer mag gebeuren. Maar daardoor voel ik steeds minder de echte Nouri. Hoe harder er tussen de familie en Ajax wordt gevochten, des te ingewikkelder zal het worden ons Nouri te herinneren als iemand die dwars door alle vooroordelen keihard de boze buitenwereld tegemoet trad.
Dat was en is nu juist wat Nouri zo bijzonder maakt: hij beantwoordde op geen enkele manier aan het stereotype beeld van de profvoetballer. Dat was wat – vlak na zijn ongeluk – zoveel mensen op de been bracht. Zijn stormachtige levensvreugde werd herkend. Daarom rouwden we, omdat we eigenlijk allemaal een beetje Nouri wilden zijn. Dat je iedere dag zin hebt je bed uit te stappen, mensen aan te raken, mensen te vragen hoe het met ze gaat.
Nouri is zoals wij zouden willen zijn en net te laat omarmden we hem met z’n allen. Pas toen het te laat was. Ik ben niet naïef. Ik begrijp dat een conflict tussen Ajax en de familie onvermijdelijk was, maar ik stel me even heel egoïstisch op. Ik probeer Nouri, met alles wat ik in mij heb, te blijven zien als iemand die de voetbalwereld verlichtte.
Ik kijk niet naar zijn roerloze lichaam en tel geen seconden tot het hart wordt gemasseerd, ik kijk eindeloos naar de herhaling van zijn smeekbede aan Lasse Schöne. Dat lachende hoofd van Nouri. ‘Mag ik deze vrije trap nemen? Alsjeblieft? Dan doe ik net alsof jij foutloos Nederlands spreekt, Lasse. Alsjeblieft? Dan speel ik je tijdens de training niet meer door je benen. Mag ik de vrije trap nemen?’
Nouri was iemand op wie je niet kwaad kon worden. Omdat je zag dat hij zo keihard en oprecht naar voren leefde, gulzig en gretig, steeds benieuwd wat voor geweldigs voor hem om de hoek wachtte. Zo wil ik hem blijven zien. Nouri is nu het middelpunt van conflict en dat zal blijkbaar op wat voor manier dan ook nodig zijn, maar het maakt me vooral verdrietig. Zo trots dat hij een Ajacied was en dan nu dit: zijn club en zijn familie recht tegenover elkaar.