Drieënhalf jaar geleden schreef een journalist van een Madrileense krant dat hij de middenvelder van de toekomst had gezien. Een speler die de bal niet nodig had om de tegenstander pijn te doen. Op de een of andere manier had hij de gave precies op het juiste moment op de afgesproken plek te arriveren. Die middenvelder was Donny van de Beek. Hij bewoog naar ruimtes die vanzelf werden gevonden door onder anderen Hakim Ziyech, Dusan Tadic, Frenkie de Jong en Lasse Schöne. Meestal rende de middenvelder in de tegengestelde richting van de bal. In de Ajax-puzzel van Erik ten Hag was hij in het memorabele seizoen 2018/19 de speler die op het juiste moment de ingang vond. Overdreven grote technische kwaliteiten had hij niet. Het spel trok hij ook niet naar zich toe. Echt mooie goals maakte hij niet. Hij maakte belangrijke goals en bezat het gevoel en instinct daar op te duiken waar het stond te gebeuren. De juiste persoon op, nog veel belangrijker, het juiste moment.
In de constellatie bij Ajax was hij misschien wel de middenvelder van de toekomst. Aanbeland in zijn derde jaar op Old Trafford is duidelijk dat Van de Beek veel is, maar in geen geval de voetballer die de Madrileense journalist in hem zag. De middenvelders van de toekomst hebben nu andere namen. Bij Real Madrid spelen bijvoorbeeld Federico Valverde en Aurélien Tchouaméni. Ergens onderweg is iets misgegaan met de negentienvoudig Oranje-international. Hij is door meerdere trainers bekeken, afgetest, uitgeprobeerd, opnieuw afgetest, verhuurd, weer uitgeprobeerd en opnieuw afgetest.