Er zijn twee soorten kunst. Je hebt kunst waaraan je duidelijk kunt zíen dat het waanzinnig knap is gemaakt, dat er ongelofelijk veel talent en vakmanschap bij is komen kijken, waarvan je kunt uitleggen en beargumenteren waarom het zo knap en goed en bijzonder is, maar waarbij je niets voelt.
En je hebt kunst die niet uit te leggen valt, maar die zich helemaal alleen tot jou lijkt te richten. Een schilderij, een film, een boek, een liedje; voor jou en voor niemand anders. Je begrijpt er niks van, want het gevoel dat de beelden en geluiden in je loswoelen bevindt zich buiten het alledaagse, buiten het bereik van je woordenschat, op een plek waar iedereen helemaal op zichzelf is aangewezen.
Zo’n ervaring overkomt je slechts een paar keer in je leven. Je onthoudt heel precies wanneer het je gebeurt, want het zijn de enige momenten in je leven waarop je even gewichtloos bent, waarop je je volledig kunt losmaken van wie en waar en wat je bent en kunt samenvallen met het moment. Ik had het bijvoorbeeld bij Van Goghs ‘Op de drempel van de eeuwigheid’, en bij de film Eternal Sunshine of the Spotless Mind en bij Linden Arden Stole the Highlights van Van Morrison.
En, sinds vorige week, bij het ‘Reconstructie: Vogels-doelman Schaap redt hert’.