Ik weet nog goed wanneer ik een voetbalanalist voor het eerst ‘tussen de linies’ hoorde zeggen. Ik begreep hem verkeerd. Ik dacht dat hij antwoord gaf op de vraag wat zijn favoriete boek over de Tweede Wereldoorlog was. Het zou zomaar Jan Boskamp kunnen zijn geweest. Die houdt van bamischijven en van de Tweede Wereldoorlog. Andere coaches gaan in de zomer met het hele gezin naar Dubai, Jan Boskamp staat met een caravan vlak bij Auschwitz.
Tussen de linies, dat leek me een goed boek. Over een eenzame soldaat die eigenlijk erg voor vrede is en die even niet oplet welke kant hij op loopt. Hopla, tussen de linies. Ik kon de flaptekst van dat boek eigenlijk al dromen. ‘In Tussen de linies schetst Tiebert Kuuk een indringend beeld van zeventig jaar Friese oorlog. Tiebert Kuuk wordt ook wel de Hemingway van Leeuwarden genoemd.’
Het bleek om een nieuwe voetbaltactiek te gaan. Slim tussen de linies spelen. Voor mij was dat iets totaal nieuws. Toen ik voetbalde, waren er geen linies, laat staan dat je ertussen kon spelen. Wij vonden een middenveld al iets heel moderns. De jongens die in ons elftal op het middenveld speelden, zijn later allemaal schilder of danser geworden. Dat je tussen die linies kon voetballen, kwam helemaal niet in ons op.