Ik keek strak naar de ogen van Ajax-trainer Francesco Farioli toen de interviewer, vlak na de gewonnen wedstrijd tegen PSV, het woord Museumplein liet vallen. Kijken hoe hij zich hier uit ging redden. Ja, hij reed er regelmatig langs. Ja, hij wist waarom ze bij Ajax alweer langzaam droomden van een huldiging, maar nu was het wedstrijd per wedstrijd proberen te groeien, et cetera, et cetera.
Het bekende trainersgebabbel. Ik meende echter ook wat wanhoop te zien. Het Amsterdamse chagrijn wanneer het niet liep, dat kende hij nu wel. Ajax voetbalde niet meer als Ajax, Ajax moest wedstrijden weer gaan domineren, Ajax zou nooit naar boven moeten hoeven kijken, maar nu zag ik, na de gevreesde Museumplein-vraag, toch enige paniek.
Wij weten wat er gebeurt als Ajax twee wedstrijden achter elkaar wint: dan komen de verhalen weer dat alleen Ajax een buitenaardse vorm van voetbal speelt, dat er geen mooiere plek op aarde bestaat dan Amsterdam en dat een Italiaan pas een echte Italiaan is, als hij haring recht in zijn strot laat glijden.