Ik knipperde wel even met mijn ogen, vorige week maandag, bij de vrouweninterland Nederland-België. Het was alsof ik in een tijdmachine was gestapt. Supporters van beide landen liepen vrolijk door elkaar heen. Voor zover ik me kan herinneren ben ik een avond lang nul keer uitgescholden. Eén motoragent heb ik gezien in Tilburg, een man die alleen maar present was om de bussen de goede kant op te sturen. En op de tribune zong het publiek van je hela hola, houd er de moed maar in.
Dit is, dacht ik, waarom voetbal ooit verzonnen moet zijn. Helemaal toen ik naar het gezicht van het meisje naast me keek, de dochter van mijn vriendin. Ze genoot. Van de blijmoedige entourage, van de nieuwe helden die ze ontdekte en van de uiteindelijke winst van Oranje. En ik ook van dat laatste, moet ik bekennen. Het is van harte te hopen dat die meiden het EK winnen. Dan hebben ze die rondvaart door de grachten dik verdiend. En wat mij betreft krijgen ze daarna nog een lintje van de koning ook. Allemaal prima.
Waar ik me alleen aan stoor, is de wijze waarop het verschijnsel vrouwenvoetbal wordt voorgeschoteld. Nou ja, voorgeschoteld...