Na ontnuchterende ervaringen op de laatste twee Europees kampioenschappen, in 2012 en 2021, hoopt het Nederlands elftal dit EK wél hoge ogen te gooien. Oud-internationals Khalid Boulahrouz, Boudewijn Zenden, Ryan Babel en Gerald Vanenburg blikken vooruit op het toernooi in Duitsland: waar moeten we op letten en hoe ver kan Oranje komen? ‘Wij hebben geen pannenkoekenploeg.’
Wat wordt de grote kracht van Oranje dit EK?
Boulahrouz: ‘Wat ik van buitenaf merk, is dat deze jongens echt goed met elkaar overweg kunnen. Ik zie geen wrijving, geen afgunst. Het is een heel hechte groep volgens mij. Dat is toch wel een onderschatte voorwaarde, als je samen succes wil hebben op een toernooi, want je zit wekenlang op elkaars lip. Zitten er één of twee rotte appels tussen, dan kan het snel heel vervelend worden. Je moet trouwens wel oppassen dat je niet té lief voor elkaar bent, want je moet elkaar als spelers ook durven aanpakken op het veld. Broederschap, dat is belangrijk. Ik laat mijn broeder niet in de steek, ik vecht voor hem. Maakt hij een foutje, dan corrigeer ik het. Kan hij het niet meer belopen, dan trek ik een sprint. Heeft hij een duwtje nodig, dan pak ik hem aan. Samen strijden op het veld, dan haal je het maximale eruit.’
Zenden: ‘Het vermogen om meerdere systemen te spelen kan goed van pas komen. Ik ben eigenlijk wel positief gestemd sinds ik de selectie heb gezien. Het is een groep waar je veel kanten mee op kunt, met veel verschillende types. In de breedte is het denk ik sterker dan in vorige jaren. De afgelopen maanden tikte een grote groep spelers toch een aardig niveau aan en hebben jongens zelfs Europese finales gespeeld. Het moet nu wel op zijn plek gaan vallen, maar dat zijn mooie voorwaarden om een toernooi mee in te gaan.’