In 1990, het jaar waarin Frank Rijkaard langs de hoogste toppen van zijn actieve voetballoopbaan scheerde, viel hij ook kilometers diep. Het krachtmens uit Amsterdam-West besliste zowel de Europa Cup I-finale tegen Benfica (1-0) als het duel om de Wereldbeker tegen Olimpia (3-0) met respectievelijk één en twee goals, maar stond daartussendoor symbool voor het Oranje-debacle op het WK in Italië.
Hoewel hij nagenoeg alles won wat er te winnen viel, hij het ultieme voorbeeld is van hoe je een rijke carrière rijk afsluit, zullen ze toch ook altijd aan hem blijven kleven. Die één, twee fluimen in de krullen van Rudi Völler. Ze kostten hem én de Duitse drama queen een rode kaart, maar de gevolgen voor Rijkaard waren zo veel groter. Völler werd zelfs nog wereldkampioen, Rijkaard spuugde – je kunt in het voetbal bijna nog beter iemand een gebroken neus slaan – en hij ging met torenhoge WK-favoriet Oranje ten onder. Niet veel later verklaarde hij definitief international af te zijn, volledig klaar met alle onrust rond het Nederlands elftal en zijn persoon.
'Vergeleken bij iemand het ziekenhuis in schoppen, om maar iets gebruikelijks te noemen, is spugen zelfs vrij onschuldig'
Voor aflevering 4 van de nieuwe VI PRO-serie Historische Interviews gaan we terug naar die dagen in de duisternis, als Leo Verheul hem op Milanello opzoekt met heel veel dringende vragen. Hoewel Rijkaard de VI-verslaggever meteen waarschuwt lang niet overal antwoord op te zullen geven, doet hij dat wel. Uitgebreid zelfs. En spreekt hij een paar maanden na het WK 1990 over de rol van Ruud Gullit, over die van Rinus Michels, over zijn flirt met Real Madrid, over de liefde voor het spel, en ja, ook over Rudi Völler en de fluimen. ‘Vergeleken bij iemand het ziekenhuis in schoppen, om maar iets gebruikelijks te noemen, is spugen zelfs vrij onschuldig.’