Als je dit kampioensjaar van Barcelona – de 26ste landstitel in de rijke clubgeschiedenis, de achtste in de afgelopen elf seizoenen – geïsoleerd bekijkt, is deze titel op volledig dominante wijze verkregen. Maar een iets uitgebreider kijkje leert dat er behoorlijk wat werk aan de winkel is voor de Catalaanse grootmacht.
Welgeteld twéé ‘hikjes’ kende de Catalaanse grootmacht in dit gehele LaLiga-seizoen. Tussen speeldag vijf en acht won Barça vier keer op rij niet, tegen Girona, Leganés, Athletic Bilbao en Valencia. En, hoewel het tussendoor, zónder Messi, Real Madrid met 5-1 vernederde op 28 oktober, ging twee maanden later thuis tegen Real Betis Sevilla met 3-4 onderuit. Eventjes leek Barcelona echt te wankelen. Maar in de eerstvolgende speelronde, op bezoek bij titeluitdager Atlético Madrid – dat op dat moment op één punt achterstond stond – zorgde een gelijkmaker in blessuretijd van Ousmane Dembélé (1-1) ervoor dat de Catalaanse grootmacht geen al te grote schade in de titelrace zou oplopen.
Het zwaarbevochten punt in Estadio Wanda Metropolitano bleek het startsein voor een imposante resultatenreeks van Barcelona. In de 21 competitiewedstrijden sinds dit topduel won Barça zeventien keer en speelde het vier keer gelijk. Doelsaldo 56-13, met liefst dertien clean sheets.
‘Met twee vingers in de neus kampioen’, voor het tweede jaar op rij onder trainer Ernesto Valverde. Op 25 mei tegen Valencia in de finale om de Copa del Rey de kans om ook dit jaar de landelijke dubbel te pakken. En, niet geheel onbelangrijk, nog altijd uitzicht op eindwinst in de Champions League, als het voorbij Liverpool weet te komen in de halve finales en de winnaar van het treffen tussen Tottenham Hotspur en Ajax vervolgens kan verslaan.
Kortom, klinkt als een uitstekend seizoen voor de grootste voetbalclub ter wereld, toch? Het korte antwoord: ja. Maar krab ook maar iets onder de oppervlakte van dit Barcelona en dit seizoen blijkt een serieuze waarschuwing voor de toekomst te bevatten.