VI-verslaggever Simon Zwartkruis zocht Johan Cruijff regelmatig op in Barcelona voor een interview. Dat waren boeiende dagen vol gastvrijheid, lekker eten en een gulle lach. Herinneringen aan de grootste en meest bijzondere van allemaal.
Met een knoop in de maag en een bovengemiddeld hartritme sta ik voor de deur van de familie Cruijff in Barcelona. We schrijven half december 2011. In de voorgaande jaren onderhielden Johan Derksen en Bert Nederlof namens Voetbal International de contacten met Johan Cruijff. ‘Het is tijd dat jij het stokje overneemt’, had toenmalig hoofdredacteur Derksen opeens gezegd en hij overhandigde me de contactgegevens. De Cruijff-revolutie bij Ajax was in volle gang en een interview met de hoofdrolspeler was gewenst. Een dag later zat ik in het vliegtuig naar Barcelona. ‘Je zult zien hoe ongelooflijk gewoon Cruijff is gebleven’, had Derksen vlak voor vertrek verteld. ‘Het zou me niks verbazen als je wordt uitgenodigd met ze mee te eten. Zo zitten Johan en Danny in elkaar.’
Ondanks die geruststellende woorden dartelen de zenuwen door mijn lijf, daar op de stoep in een buitenwijk van Barcelona. Johan Cruijff. De eerste keer. Bij hem thuis. Eerdere ontmoetingen waren vluchtig geweest. Bij het honderdjarig bestaan van Barcelona. In het Olympisch Stadion bij evenementen van zijn foundation. Op het jeugdcomplex van Ajax. Maar altijd was Cruijff het middelpunt van een soort van rugbyscrum met verhitte journalisten, ruziënde cameraploegen en bewonderaars van alle leeftijden. Dit is andere koek. ‘Het is een zeer select groepje dat bij de familie Cruijff over de vloer mag komen’, had Derksen ook nog gezegd. ‘Daar hoor jij nu ook bij.’