Hij sloeg op jonge leeftijd aanbiedingen van topclubs af, overwon zwaar blessureleed, schiet dit seizoen met scherp bij AZ en staat op de radar van bondscoach Ronald Koeman. Ruim baan voor Myron Boadu (18), spits met een missie.
Hoe reageerde je toen Manchester United als tegenstander in de Europa League uit de koker kwam?
‘Ik werd helemaal gek. Manchester United is mijn favoriete buitenlandse club. Altijd geweest. We zaten tijdens de loting in de bus, terug vanuit België na onze wedstrijd tegen Antwerp. Ik zag dat de kans steeds groter werd dat we bij United in de poule zouden komen. Vooraf riep ik al door de bus dat het zou gaan gebeuren. Dus toen dat nog uitkwam ook, heb ik wel even zitten schreeuwen van vreugde. Het is een zware poule, met ook nog Partizan Belgrado en Astana. Maar ik denk dat we iets moois kunnen bereiken. In de groep hebben we het er al over gehad, dat we niet te veelrespect moeten hebben voor United. Dan ga je eraf met 5-0. We kunnen hartstikke goed voetballen en hebben spirit in de ploeg. Dat moeten we ook op Old Trafford durven laten zien. Dit zijn de wedstrijden waar je als kind van droomt.’
Hoe zag je jeugd er verder uit?
‘Ik ben opgegroeid in de Bijlmer, vlak bij De Arena. Mijn hele jeugd was ik met mijn broer Reginald aan het voetballen. Buiten op straat en anders binnen, in de huiskamer of in de gang. Ha, daar werden mijn ouders soms gek van. Bang dat er spullen kapot zouden gaan. Maar we hadden allebei al jong een goede techniek, dus de schade bleef beperkt. Rond tien uur ’s avonds moesten we stoppen, anders werd de geluidsoverlast voor de buren te groot. Zo ging dat dag in, dag uit. Reginald speelde in clubverband bij FC Bijlmer en heeft mij daar ook aangemeld. Zo is het begonnen. School was niet echt mijn ding. In de les ging het eigenlijk best goed, maar ik ben slecht in planning. Huiswerk deed ik altijd op het laatste moment. Daar kwam nog iets bij: al rond mijn tiende begon ik te geloven dat ik profvoetballer kon worden. Dat was nadat ik van FC Bijlmer naar SC Buitenveldert was gegaan. Tijdens mijn tweede seizoen daar begonnen de eerste profclubs interesse te tonen: Ajax, AZ, FC Utrecht, Almere City.’
En toen?
‘Op mijn elfde ben ik op stage geweest bij Ajax. Daar vonden ze me niet goed genoeg. Ik heb drie keer meegetraind en een oefenwedstrijd gespeeld. Daarin scoorde ik één keer, voor mijn gevoel was het goed gegaan. Ik was ervan overtuigd dat ze me eruit zouden pikken. Totdat ik op gesprek moest komen en hoorde dat ik terug kon naar Buitenveldert. Dat kwam hard aan. Thuis barstte ik in tranen uit. Mijn ouders zeiden dat alles goed zou komen en dat gebeurde: twee weken later meldde AZ zich. In de jaren erna was ik tijdens jeugdwedstrijden met AZ tegen Ajax extra gemotiveerd. Dan wilde ik ze in Amsterdam laten zien wat ze waren misgelopen. Het bleef steken.’