Op zijn 24ste heeft Luc Castaignos er al een roerig voetballeven op zitten. Bij Vitesse hoopt de spits te laten zien dat hij veranderd is. Een gesprek over beeldvorming, vaderschap en foute keuzes. ‘Ik ben teruggekomen naar Nederland om het plezier in het voetballen terug te krijgen.’
‘Kantoorrrrr.’ Luc Castaignos laat het woord zó lang door zijn mond rollen dat je hem kunt horen denken: Néé! Ik heb nog nooit van mijn leven op kantoor gewerkt.
De aanvaller wipt wat met de rugleuning van zijn bureaustoel en rolt een paar centimeter heen en weer door de werkkamer van Vitesse’s media-afdeling, terwijl hij de ruimte in zich opneemt. We zijn hier tussen het kantoorpersoneel neergestreken, omdat het de rustigste plek is op trainingscomplex Papendal, dat vandaag wordt overspoeld door enthousiaste voetballers met een beperking voor de jaarlijkse G-voetbaldag.
‘Kantoorrrr.’ Het zou eenvoudig zijn Castaignos’ uitspraak uit zijn verband te rukken en zijn houding uit te leggen als ongeïnteresseerd en arrogant. Makkelijk scoren. Want het past precies in het beeld dat vooral sinds zijn FC Twente-tijd (2012 tot en met 2015) van de Schiedamse spits bestaat. In werkelijkheid fonkelen zijn ogen. De nog altijd pas 24-jarige spits is juist nieuwsgierig naar de gewone wereld waarin miljoenen Nederlanders hun dagen slijten, ver weg van de glitter en glamour in topvoetballand. ‘Daar ben ik echt niet blind voor’, klinkt het bijna verontschuldigend. ‘Mijn ouders hebben me altijd voorgehouden dat ik ook hard moet werken.’