Hij is het ultieme bewijs dat een man in het zwart ook kleurrijk kan zijn. In dat strakke arbiterskostuumpje, de met de föhn zorgvuldig gestylede haardos en het gouden hangertje op de half ontblote borst draafde Frans Derks seizoenenlang over de binnen- en buitenlandse velden. En wanneer hij de wedstrijd eenmaal had afgeblazen, ging hij liefst nog lange niet naar huis.
Op 1 november wordt de beroemdste scheidsrechter van de sixties en seventies alweer negentig jaar. Hij heeft het leven geleid van wel tien negentigjarigen. Derks zong liedjes, was Prins Carnaval, verdiende een vermogen in de zakenwereld, was voorzitter van volleybalclub Brevok, FC Dordrecht en de Coöperatie Eerste Divisie, en is Officier in Orde van Oranje-Nassau. Het is slechts een fractie van de bezigheden van de duizendpoot, die in 1986 in beeld was voor het voorzitterschap van NAC toen Johan Derksen met hem uit eten ging voor een goed gesprek.
'Na een jarenlange studie over de Duitsers kan ik slechts één advies geven: geef ze geen duimbreed, want het gebeurt weer'
En dat werd het ook, waardoor het 34 jaar later een uiterst boeiende aflevering is van de serie Historische Interviews. Frans Derks laat geen spaan heel van het toenmalige scheidsrechterskorps, geeft zijn mening over het vak, biedt de VI-lezer een blik in zijn ziel en spreekt zich en passant kort en krachtig uit over tal van andere zaken in de voetballerij en daarbuiten. ‘In Belfast kwam er een bestuurslid van Juventus met de wedstrijdformulieren, de koffer ging open en daar lag een Rolex. Ik deed net alsof ik het niet zag, maar ik wist wel dat de doelpunten voor Juventus erg duur zouden zijn. Ik heb die Italianen vreselijk aangepakt.’