Vorige week maandag ging de film Diego Maradona van regisseur Asif Kapadia in première. Nico Dijkshoorn bezocht namens VI in het Olympisch Stadion de feestelijke ouverture en merkte dat de zaken anders verliepen dan hij vooraf had verwacht.
Een dag voor de première van de film Diego Maradona in het Olympisch Stadion te Amsterdam hoor ik dat de regisseur, Asif Kapadia, er ook zal zijn. Hij wordt vlak voor de film door Wilfried de Jong geïnterviewd en daarna zal hij de film meekijken. Dat is slecht nieuws. Dan moet je applaudisseren en je kunt niet eerder weg. Ook vervelend: je moet de hele aftiteling bekijken. Je moet, omdat de regisseur erbij is, net doen alsof je wilt weten wie er allemaal aan de film hebben meegewerkt. Oh leuk, Shirley Strange deed de catering. Applaus. Bij gewoon filmbezoek sta ik tijdens de derde regel aftiteling al met mijn jas aan bij mijn fiets. De regisseur is er ook. Ik overweeg om niet te gaan.
Het is uiteindelijk pure nostalgie die mij over de streep trekt. Het Olympisch Stadion, waar ik Frank Kramer zag voetballen, waar ik Feyenoord, nee, ik moet zeggen, waar ik Johan Cruijff met 8-2 zag verliezen van Ajax, waar ik FC Amsterdam zag spelen, waar ik met mijn vader naartoe liep, samen met duizenden andere mannen.
Vooral dat laatste. Het is mijn laatste kans om schouder aan schouder met onbekende mannen en vrouwen het Olympisch Stadion binnen te wandelen. Dat we in de kou een film gaan kijken, moet ik maar op de koop toe nemen. Kan mij die hele Maradona verrotten. Dat weten we nu wel. Heel goede voetballer, foute vrienden, leuke moeder, cocaïne, 170 kilo te dik en volgend jaar trainer van een club in West-China. Zet er leuke muziek onder en je hebt een film.
Hij past naadloos in het rijtje beroemdheden over wie de regisseur eerder een film maakte. Ayrton Senna, Amy Winehouse en dan nu Diego Maradona. Maradona leeft nog, al moet zijn personal assistent hem dat wel iedere dag vertellen. ‘Diego, wakker worden. Je ligt op een Russische vrouw. Je leeft nog. Moeten we je eraf tillen of blijf je nog even liggen?’