Cees Roozemond (60) maakte begin dit jaar naam als de paardenman die door de organisatie van SC Heerenveen galoppeerde. De voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie begon als stichtingsbestuurder, zegde het vertrouwen op in de raad van commissarissen, werd zelf commissaris en zat even later op de directiestoel. ‘Ik werd er zelf ook door verrast.’
Wat wordt het zaterdag: de hippiade in Ermelo of Heerenveen-Fortuna?
‘Wat denken jullie zelf? Toen ik begon bij de hippische sportfederatie, was ik hier nog stichtingsbestuurder en had ik er tijd voor. Er lag een zwaar operationeel verlies van acht ton en dat hebben we omgebogen in een positief resultaat, dus we kunnen het daar weer over paarden hebben.’
U staat inmiddels bekend als de paardenman.
‘Het is wel grappig dat je zo wordt genoemd. Ik kan totaal niet paardrijden.’
Hoe bent u daar verzeild geraakt dan?
‘Wij wonen in Bergen en hebben stallen. Het is niet goed als stallen leegstaan. Dus daar kwamen paarden in. Friese paarden. Op zeker moment werd ik benaderd voor een bestuursfunctie bij de Koninklijke Vereniging Het Friesch Paarden Stamboek. Zo rolde ik het wereldje in. Best leuk om te doen, maar verstand van paarden heb ik niet. Laatst, bij de oefenwedstrijd van Heerenveen tegen Oudega, kwamen een paar inspecteurs lachend op me af: “Cees, geweldig dat wij in de krant lezen dat jij een paardenman bent. Als wij jou in negen jaar ergens niet op hebben kunnen betrappen, is het kennis van paarden”.’
Bij de paardenbond bent u de voetbalman?
‘Een stempel is gauw gedrukt, hè.’
Wat heeft u met voetbal?
‘Heel simpel. Ik kom uit een gezin dat voetbal ademde en altijd om zeven uur naar Studio Sport zat te kijken. Ik heb zeventien jaar in Rotterdam gewoond en wij gingen altijd naar Feyenoord. Dat rood-wit zit in mijn bloed. Nadat we naar Alkmaar waren verhuisd, kwam ik regelmatig bij AZ. De eerste keer ben ik heel demonstratief met een Feyenoord-sjaal op de AZ-tribune gaan zitten.’
Heeft u zelf gevoetbald?
‘Heel slecht.’
Net als paardrijden dus.
‘En ik ben vier jaar voorzitter geweest van de raad van commissarissen van Thialf, maar ik kan ook niet schaatsen.’