Als zesjarig mannetje had Sean Klaiber (24) maar één droom: als pupil van de week het veld van Stadion Galgenwaard oplopen. Inmiddels heeft de rechtsback al meer dan honderd duels voor FC Utrecht achter zijn naam. Een eerlijk gesprek over zijn Surinaamse opvoeding, de lessen van Erik ten Hag én Engelse dromen in Nieuwegein. ‘Ik hoop dat Utrecht een pak geld aan mij verdient.’
Een beetje inkt zegt meer dan duizend woorden. Naast ons op een plastic kuipstoeltje wrijft Sean Klaiber ritmisch over zijn rechteronderarm. We lezen het woord God en zien de beeltenis van een leeuw. Het blijkt zijn sterrenbeeld. Tezamen vormen de subtiele lijntjes inkt een eigentijds kunstwerk. ‘De andere arm is mooier. Daar zit mijn polynesian maori tattoo.’ Hij vertelt het met een angstaanjagend soort vanzelfsprekendheid. Alsof anno 2019 iedereen wel weet wat dat betekent. We zien meerdere symbolen, net boven zijn pols. ‘Dit is als het ware mijn leven. Dit is een bal met haaientanden eromheen. En deze vakjes staan voor mijn vrouw, mijn zoontje en mezelf. En hier op de achterkant, staat mijn vader. Mijn beschermheilige. Ik draag hem altijd bij me. Deze tatoeage vertelt als het ware mijn levensverhaal.’
Een verhaal dat de ijverige rechtsback van FC Utrecht vandaag uit de doeken doet. En dat op een voor Klaiber bijzondere locatie. We zijn op de tribune van het verouderde sportcomplex Zoudenbalch gaan zitten. In de verte glimt het statige Stadion Galgenwaard, links van ons maakt de jeugd zich op voor de middagtraining. Hier komen en heden en verleden samen. Tussen 2007 en 2014 was Klaiber zelf nog zo’n talentje. In een net iets te groot trainingspak dollend met zijn vriendjes, hardop dromend van een carrière als profvoetballer. Inmiddels is hij een volwassen man met meer dan honderd Eredivisie-duels achter zijn naam. Een jongen uit de regio die als rolmodel geldt voor alle mannetjes uit Utrecht, Nieuwegein en Woerden die op een dag willen schitteren voor de Bunnikside. Met een beetje mazzel spelen ze op een dag samen met een andere Klaiber. ‘Ik hoop dat mijn zoon hier over achttien jaar met jou zit en als profvoetballer een interview aan Voetbal International geeft. Wat ik dan doe? Dan ben ik waarschijnlijk zijn zaakwaarnemer.’
Beschermheilige
Klaiber is een dankbare gesprekspartner. Hij praat zoals hij voetbalt: vooruit en altijd in de hoogste versnelling. Soms nog met een klein slippertje, maar constant dreigend en vol enthousiasme. Het type vleugelverdediger voor wie je in Utrecht de handen wel op elkaar krijgt. Benieuwd naar zijn verhaal vragen we naar de symbolen op zijn arm. Allereerst de beschermheilige. Klaiber begint over een inktzwarte dag, vijf jaar geleden. De dag waarop zijn vader overleed. ‘Hij had lymfeklierkanker. Na een jaar leek hij volledig hersteld. Vervolgens kwam het terug in zijn hoofd en kreeg hij een hersentumor. Ik was op vakantie en werd gebeld met de boodschap dat mijn vader was overleden. Ik zei: Nee, dat is een grap. Vervolgens ben ik in alle paniek naar Nederland gegaan. Het was chaos in die tijd. Vergis je niet, ik was achttien jaar. Dat is veel te jong om afscheid te nemen van je vader.’