Ernst Happel speelde met het Feyenoord van 1970 al Totaalvoetbal
© Voetbal International
PRO

Ernst Happel speelde met het Feyenoord van 1970 al Totaalvoetbal

Het Feyenoord in deze serie over de acht Europa Cup I/Champions League-finales met een Nederlandse vertegenwoordiger is niet alleen bijzonder omdat ze de beker als eerste daadwerkelijk wonnen. De Rotterdammers waren door met name hun trainer Ernst Happel een voorbeeld van modern voetbal. Van Totaalvoetbal. Ook voor het Ajax van Rinus Michels en Johan Cruijff dat de drie daaropvolgende jaren Europees de dienst zou uitmaken.

Wie Ernst Happel zegt, zegt al snel kein keloel, fussball spielen. De Oostenrijker is bekend komen te staan als een no nonsense-trainer die nauwelijks wat zei en gezag afdwong door flesjes van de lat te trappen. Daarmee wordt Happel ernstig tekortgedaan.

Ernst Happel hield zelfs zijn directe omgeving voor de gek. Zo begon Hans Pesser, jarenlang zijn coach bij Rapid Wien, eens in VI over een presentatie van Happel. ‘Ik heb altijd de indruk gehad hem door en door te kennen. Toch heeft hij mij verrast. Dat was direct nadat Feyenoord de Europa Cup en later de Wereldbeker had veroverd. Met Happel als trainer en dat verbaasde me niets. Want dat hij een voortreffelijk trainer zou worden, heeft altijd voor mij vastgestaan. Maar op basis van zijn praktische kennis en zijn natuurlijke voetbalinstinct, dát wel. Van theorie, ach, dat was zijn stijl niet, daar zou hij wel weinig van weten, veronderstelde ik.’

Als Ernst Happel wat meer geluld had en net als Rinus Michels een boek geschreven over zijn werkwijze, had hij mogelijk ook buiten Den Haag en Rotterdam waardering gekregen

Pesser nodigde Happel toch uit voor de verenigde Oostenrijkse oefenmeesters om een referaat te houden. ‘Dat was in één woord fantastisch. De mensen hebben aan z’n lippen gehangen – zo’n helder en doorwrocht verhaal stak Happel toen af. Had ik nooit verwacht. Dat hij succesvol werk afleverde als trainer, já, dat hij ’t ook nog kon verklaren, nee. Daar stond niet langer dat robuuste Wiener kind, zoals ik ’m altijd meegemaakt heb. Daar stond in alle opzichten een vakman – en eenieder was eigenlijk perplex.’

Ergens is het wonderlijk dat iedereen van zijn sokken werd geblazen werd door de inhoudelijke kennis van Happel. Hij heeft als trainer een cv dat te imposant is om verklaard te worden met: goede spelers, geluk en geen gelul. Happel was de eerste coach die de Europa Cup I won met twee verschillende clubs. Hij flikte dat met Feyenoord en Hamburger SV, die allebei daarvoor en daarna nooit meer de beste van Europa zijn geweest. Tussendoor bereikte Happel met Club Brugge nóg een keer de finale van het belangrijkste clubtoernooi. In totaal werd de Oostenrijker in vier verschillende landen kampioen en won hij in vier verschillende landen de beker. Met Oranje bereikte hij bovendien de WK-finale.

Zijn grootste probleem was dat hij niet bepaald een talenknobbel had, waardoor hij zijn oefenstof het werk liet doen. Zijn coaching bestond uit simpele kreten als ‘Geh ma raus’ en ‘Pressing ned vergess’n’. Veel meer was niet nodig, want Happel richtte zijn trainingen zo in dat spelers automatisch in de situaties kwamen waarin ze het door hem gewenste gedrag vertoonden. ‘Happel kon tegen iedere speler verklaren wat hij van hem wilde’, zou Max Merkel, zijn voormalige ploeggenoot en trainer bij Rapid Wien, daar later over zeggen. ‘Alleen niet met woorden. Gesproken heeft hij haast niet. Zijn oefensessies waren gewoon zo ingericht dat dit gedrag bij spelers tot in hun diepste vezels terugkwam.’

Zo was het ook met de tactieken van Happel: ze zaten diep in het systeem van zijn spelers, maar hij sprak er niet over. Daarom hierbij aandacht voor drie typerende elementen uit het spel dat de naam Totaalvoetbal heeft meegekregen, die feitelijk gezien hun oorsprong vinden bij het Feyenoord van Happel.

© Voetbal International

1. DE BUITENSPELVAL

‘Je moet aan alle voorwaarden voldoen die van invloed zijn op voetbal. Ten eerste de fysieke structuur van de spelers. Ten tweede het tactische vermogen. Je moet altijd bij de tijd blijven, want het spel verandert binnen drie, vier, vijf jaar. Er komt meestal een nieuw systeem bij of nieuwe varianten. Dat betekent natuurlijk niet dat je dat moet toepassen. Daar moet je het spelersmateriaal voor hebben.’
Ernst Happel

Om misverstanden te voorkomen: Ernst Happel heeft het Totaalvoetbal niet uitgedacht als was het een wiskundige formule. De Oostenrijker was een man van de praktijk, geen man van de theorie. Ideeën ontstonden bij hem doordat hij met situaties werd geconfronteerd die dwongen tot creatieve oplossingen. Dan wel vanuit Happel zelf, dan wel vanuit zijn spelers. Of zoals het eigenlijk altijd gaat: een natuurlijk proces waarin achteraf niet meer precies is vast te stellen wie daar verantwoordelijk voor is geweest. Zeker is dat vernieuwingen opvallend snel werden opgepikt in teams waarbij Happel betrokken was.

Theo van Duivenbode, die in 1969 door Rinus Michels werd weggestuurd bij Ajax en opgepikt door Happels Feyenoord, zou later oordelen dat Happel op het gebied van het lezen van wedstrijden superieur was aan Michels. Waar laatstgenoemde bij Ajax vooral uitblonk in het bedenken van een tactiek vóór een wedstrijd, was de Oostenrijker volgens Van Duivenbode beter in staat om tijdens een duel te analyseren wat er fout ging en waar de oplossing lag. Dat strookt met de analyse van Willem van Hanegem in onze special Feyenoord 1970: De Eerste. Feyenoord blonk niet uit door ingewikkelde concepten, maar door boerenslimheid. Trucs die Happel in zijn loopbaan onderweg bij toeval was tegengekomen en bij succes bleef toepassen.

Een 3-3 gelijkspel tegen Feyenoord in april 1970 overtuigde Rinus Michels ervan dat hij het systeem van de Rotterdammers moest kopiëren

Een van de trucs waarmee Oranje in 1974 de wereld zou verbazen – de buitenspelval als aanvallend wapen – ontdekte Happel in de winter van 1949. Hij was op dat moment dé ster van Rapid Wien. Groen-wit was in die jaren de absolute topclub in Oostenrijk en behoorde zelfs tot de beste teams van Europa. In Brazilië bleek die status echter weinig waard. Rapid werd in de Zuid-Amerikaanse hitte compleet weggespeeld tijdens een oefenduel en stond al snel met 3-0 achter. ‘En het zou nog veel dramatischer zijn geworden dan die uiteindelijke 5-0’, aldus Max Merkel in 1978 tegen VI, ‘als de manager van Vasco da Gama geen seintje had gegeven om het verder kalm aan te doen. We werden tureluurs getikt en gedold.’

Die manager van Vasco da Gama was Flávio Costa. Hoewel de reputatie van deze latere bondscoach bedoezeld zou raken door het fiasco van de verloren WK-finale van 1950, was hij een van de grondleggers van de snelle tactische ontwikkeling van het Braziliaanse voetbal in die jaren. Zijn systeem had Costa afgekeken van Dori Kürschner. Deze Hongaarse trainer probeerde eind jaren dertig in Brazilië het stopperspilsysteem te introduceren. Ofwel: het populaire en hyperoffensieve 2-3-5 veranderen in 3-2-5. Costa was op papier de assistent van Kürschner, maar in de praktijk leidde hij de opstand tegen de methodes van de Hongaar die hij beschouwde als negatief. Zodra Kürschner was ontslagen en Costa hem had opgevolgd, paste hij zelf al snel het stopperspilsysteem toe. Alleen was hij gewiekst genoeg om dat anders te noemen: de diagonal, omdat de spelers op zijn linkerflank wat verder naar voren stonden dan die op rechts. Zo ontstond bij Costa op het middenveld een parallellogram, waar dat bij Kürschner een vierkant was geweest.

Hoe dan ook: Rapid Wien was totaal verrast door de speelwijze van Vasco da Gama. Happel dertig jaar later: ‘We hadden niets in te brengen tegen die Brazilianen. Een dergelijke afstraffing hadden we nog nooit ondergaan. Nota bene in onze eerste wedstrijd van onze tour al, en er moesten er nog zo veel volgen… Kun je nagaan hoe we die nacht naar bed zijn gegaan.’

Zijn grootste probleem was dat hij niet bepaald een talenknobbel had, waardoor hij zijn oefenstof het werk liet doen

Toch bleek die nacht doorslaggevend voor de carrière van de dan 22-jarige Happel. Terwijl de spelers moeizaam in slaap sukkelden, discussiëerden trainer Hans Pesser en technisch directeur Franz Bimbo Binder over de oorzaken van de zojuist opgelopen vernedering.

Pesser blikte daar later op terug: ‘Binder en ik zaten in zak en as. We hadden een draai om de oren gekregen zoals we nooit voor mogelijk hadden gehouden. Er waren verzachtende omstandigheden: de temperatuur, het licht en de vermoeienissen van de reis. Maar het voornaamste was toch wel dat ons systeem, het anders zo succesvolle systeem met twee vleugelverdedigers en vijf aanvallers, het tegen deze balvaardige Brazilianen aflegde. Zo ging het niet, zo zouden we louter hoon oogsten, zo zouden we ook niet in Wenen terug kunnen keren. Weet nog goed hoe we daar met papiertjes hebben zitten rommelen. Eén, twee, drie uur lang. Het was alweer ochtend toen we eindelijk een gezamenlijke oplossing gevonden hadden. De oude Weense School verlieten we, er kwam iets volkomen nieuws voor in de plaats.’

‘Toen we daar in Brazilië onze hele systeem omgooiden, was het geen vraag wie dan libero moest spelen’, aldus Pesser. ‘Die positie was zo uitgetekend voor Happel, daar hoefde je geen voetbalkenner voor te zijn. Als-ie het spel voor zich had, kon hij ’t ook helemaal uittekenen. Dat tactische inzicht van hem, ongelooflijk, toen al. Z’n techniek was bovendien perfect. Hij kon een bal over veertig meter met links en rechts zó zuiver verplaatsen…’

Als libero kreeg Happel de kans om een wapen in te zetten dat hij bij Vasco had afgekeken: de buitenspelval. De laatste man herkende de momenten waarop hij tegenstanders kon uitschakelen door ineens naar voren te stormen en hen zo buitenspel te zetten. In zijn trainerscarrière hanteerden al zijn teams deze tactiek. Aangezien weinig teams dat op die manier deden, bleek dat uiterst effectief. Zo stond Günter Netzer jaren later nog goed voor de geest hoe zijn Borussia Mönchengladbach kansloos was gelaten door de slimmigheden van Feyenoord. ‘Op het einde lieten we gewoon onze kop hangen en vroegen we ons af welke sluwe vos zij als trainer hadden.’ Dat bleek dus Happel. De trainer die in 1981 door Netzer naar Hamburger SV werd gehaald. Net als bij Feyenoord zou Happel ook in Noord-Duitsland met de buitenspelval de Europa Cup I winnen.

Vier van de groten van 1970, vanaf links: Eddy Pieters Graafland, Rinus Israel, Guus Haak en Coen Moulijn.
© Pro Shots
Vier van de groten van 1970, vanaf links: Eddy Pieters Graafland, Rinus Israel, Guus Haak en Coen Moulijn.

2. HET 4-3-3-SYSTEEM

‘Wonderen bestaan niet, hoogstens merkwaardigheden. Vlak voor het WK in Argentinië speelde ik bijvoorbeeld met Oranje een oefenwedstrijd tegen Oostenrijk. Dat deden we zoals het vóór mijn tijd gebeurde: met vijf man op het middenveld en slechts één spits. We wonnen met 1-0. Later tijdens het WK speelden we weer tegen Oostenrijk, alleen nu met mijn pressing met drie aanvallers. De Oostenrijkers dachten nog aan onze vorige speelwijze en vielen zelf aan. Daardoor kregen we alle ruimte en wonnen we met 5-1.’
Ernst Happel

Gedurende zijn jaren bij ADO introduceerde Ernst Happel als een van de eerste trainers het 4-3-3-systeem, dat later zo kenmerkend werd voor veel Nederlandse teams. Voor de Oostenrijker was het prettig dat Feyenoord al voor zijn komst in 1969 op soortgelijke wijze was gaan spelen door Willem van Hanegem naast Ove Kindvall te zetten. Hij vulde die rol in het 4-2-4-systeem van Feyenoord wat meer teruggetrokken in, waardoor vanzelf een driemansmiddenveld ontstond. Die formatie kreeg met Happel serieus vorm doordat hij met Franz Hasil, die hij nog kende van Rapid Wien, een middenvelder vond die complementair was aan Wim Jansen en Van Hanegem.

Ernst Happel heeft als trainer een cv dat te imposant is om verklaard te worden met: goede spelers, geluk en geen gelul

Rinus Michels hobbelde met Ajax achter die ontwikkelingen bij de rivaal aan. Weliswaar veranderde de Amsterdammer in De Meer de tot dan toe gehanteerde 3-2-5 in een 4-2-4, maar Feyenoord was eerder met de introductie van 4-3-3. Sterker, een 3-3 gelijkspel tegen Feyenoord in april 1970 overtuigde de Ajax-trainer ervan dat hij het systeem van de Rotterdammers moest kopiëren. Zijn oude speelwijze met slechts twee middenvelders was simpelweg te kwetsbaar bij balverlies, luidde zijn conclusie. Een jaar na die omzetting won Ajax in navolging van Feyenoord de Europa Cup I.

Bij het terugkijken van de beelden van het Feyenoord van Happel valt op hoe geduldig de ploeg is in balbezit. Waar tegenstander Celtic in de finale van 1970 steeds met lange halen de weg naar voren zoekt en teert op de individuele bevliegingen van de vier voorwaartsen, opereert Feyenoord als collectief. Zorgvuldig opgebouwde aanvallen met korte passes van achteruit zijn bij de ploeg van Happel geen uitzondering. Doordat Feyenoord tegen teams die 4-2-4 spelen bijna altijd een vrije middenvelder heeft, zijn de voorwaarden daarvoor gecreëerd. Tot positiespel komen vanuit een overtal op het middenveld is daarom eerder een Oostenrijkse dan een Nederlandse uitvinding.

3. DE PRESSING

‘Ik ben een voorvechter van offensief voetbal, van achteruit, dat is het totale Spiel. Bij een sterke tegenstander moet je alleen wanneer nodig ook defensief kunnen spelen en snel toeslaan in de counter. Altijd moet de tegenstander vroeg opgejaagd worden, gezamenlijk. Dat noem ik pressing.’
Ernst Happel

Hoewel de geschiedschrijving hierover wat minder duidelijk is, valt niet uit te sluiten dat Ernst Happel zijn ideeën over pressing eveneens heeft opgepikt in een ver buitenland. Met Rapid Wien was Happel na de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld het eerste West-Europese team dat afreisde naar de Sovjet-Unie. Daar werd hij geconfronteerd met tegenstanders die speelden met dezelfde collectiviteitsgedachte als het overkoepelende, communistische regime. Waar in West-Europa en Groot-Brittannië nog vooral werd vertrouwd op de dribbels van individuen, ontwikkelden Russische ploegen een methode voor collectieve druk. Viktor Maslov, de latere leermeester van Valeri Lobanovski, was in die ontwikkeling van het spel als trainer een voorloper. Maslov doorzag dat tegenstanders in de problemen konden worden gebracht door de tijd en ruimte te beperken die ze hadden om een keuze te maken.

Tot die tijd was het niet ongebruikelijk voor verdedigers en middenvelders om ongehinderd tientallen meters op te rukken met de bal aan de voet. ‘Ik kan me niet herinneren dat Ajax mij ooit onder druk heeft gezet’, zegt Van Hanegem elders in de al eerder gememoreerde special. Happel was hierin vooruitstrevend. Hij prepareerde zijn ploegen fysiek op zo’n manier dat zijn drie voorwaartsen druk vooruit konden ontwikkelen, waarbij zijn keuze voor loopgrage aanvallers als Henk Wery en René van der Kerkhof opviel. In combinatie met snelle verdedigers en conditioneel sterke middenvelders schepte hij zo de voorwaarden voor een ploeg die tegenstanders over het hele veld kon afjagen. Het Feyenoord van Happel was samen met de teams van Maslov in de Sovjet-Unie een van de eersten die in staat bleken tot georganiseerde pressing.

‘Ik kan me niet herinneren dat Ajax mij ooit onder druk heeft gezet’, zegt Willem van Hanegem. Happel was hierin vooruitstrevend

Ook op dit vlak volgde Michels met Ajax de door Feyenoord ingezette lijn. Toen hij in Amsterdam overschakelde op een 4-3-3, kwam hij uit bij spelers als Johan Neeskens en Nico Rijnders die van nature de drang hadden om te jagen. Zo agressief als het Feyenoord van Happel speelde het Ajax van Michels echter nooit. Dat ontstond pas toen De Generaal in 1974 het Nederlands elftal liet spelen met een middenveld dat bestond uit Jansen, Van Hanegem en Neeskens. Ook op het gebied van pressing hadden Feyenoord en Happel het Totaalvoetbal al uitgevonden, voordat daar door Michels een etiket op werd geplakt.

Wanneer Ernst Happel in Nederland wat meer geluld had en net als Rinus Michels een boek geschreven over zijn werkwijze, dan had hij mogelijk ook buiten Den Haag en Rotterdam waardering gekregen voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van het Nederlandse voetbal. Zonder Happel hadden de buitenspelval, het 4-3-3-systeem en collectieve pressing waarschijnlijk pas jaren later hun intrede gedaan. Michels heeft dat vooral slim van hem afgekeken en met betere spelers toegepast.

Feyenoord-Celtic 2-1 n.v.
Scoreverloop 28. Tommy Gemmell 0-1, 32. Rinus Israel 1-1, 117. Ove Kindvall 2-1
Stadion San Siro, Milaan
Toeschouwers 53.000
Scheidsrechter Concetto Lo Bello (Italië)
Opstelling Feyenoord Eddy Pieters Graafland; Piet Romeijn (106. Guus Haak), Rinus Israel, Theo Laseroms, Theo van Duivenbode; Franz Hasil, Wim Jansen, Willem van Hanegem; Henk Wery, Ove Kindvall, Coen Moulijn
Opstelling Celtic Evan Williams; David Hay, Tommy Gemmell, Billy McNeill; Bobby Murdoch, Jim Brogan, Jimmy Johnstone; Bobby Lennox, Willie Wallace, Bertie Auld (77. George Connelly), John Hughes

De nieuwe special over het gouden Feyenoord van 1970 is al in de VI-webshop te bestellen.


Gerelateerde artikelen