God op Kreta, vergeten in Nederland
Gène Gerards als trainer van OFI Kreta in het seizoen 1985/86.
PRO

God op Kreta, vergeten in Nederland

In Balverliefd elke week aandacht voor de gang van zaken achter de schermen van het voetbal en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze week over het emotionele afscheid van een tanende volksheld in Griekenland.

Hij geldt in Griekenland als een van de grootste coaches in de voetbalhistorie, kreeg dit najaar een tribunevak naar zich vernoemd en werd op 20 november voor al zijn verdiensten bedankt met een erewedstrijd annex afscheidsduel. In zijn geboorteland mag Gène Gerards een nagenoeg vergeten trainer zijn, in zijn thuisland zullen ze hem nog lang na zijn nakende dood blijven herinneren. Sef Vergoossen kan er niet over uit wat hij vorige maand meemaakte. Als voor zover bekend de enige Nederlander was hij getuige van Gerards-avond bij OFI Kreta. Van over de hele wereld waren liefst negentig oud-spelers naar het Griekse eiland gereisd om eer te betuigen aan de ernstig zieke Limburger. Ze betaalden hun eigen reis- en verblijfskosten, speelden een benefietwedstrijd, haalden anekdotes op aan de kleurrijke oud-trainer en plengden tranen om zijn tragische lot. Gerards zit in een vergevorderd stadium van PSP, een zeldzame hersenziekte die hem de voorbije jaren langzaam maar zeker heeft opgeslokt. Eten en drinken kan hij niet meer, praten alleen nog met de grootst mogelijkemoeite. Tijdens zijn eresaluut richtte hij af en toe een wijsvinger op, een van de weinige bewegingen die zijn lichaam nog toelaat. Maar in zijn ogen zagen de aanwezigen een glimp van voldoening. Zo was het goed, voor de 77-jarige Gerards. Zijn omgeving weet: hij is klaar om afscheid te nemen. Van het voetbal, van het leven.

Tijdens zijn eresaluut richtte hij af en toe een wijsvinger op, een van de weinige bewegingen die het lichaam van Gerards nog toelaat

Gerards groeide op in het – toen nog – vredige Brunssum, dromend van een baan als piloot. Hij kreeg het avontuurlijke bestaan dat hij wenste, maar dan met de dug-out als cockpit. Als speler had hij in eigen provincie een redelijke naam opgebouwd, bij Limburgia en Fortuna ’54, twee clubs die destijds in het betaalde voetbal actief waren. Gerards was een trage, maar geslepen rechtsbinnen. Mede dankzij zijn spelinzicht kon hij na zijn eigen voetbaljaren direct bij Roda JC aan de slag als ongediplomeerd hulptrainer. Hij combineerde die rol met een dienstverband bij de sociale dienst van de gemeente Brunssum. Op beide werkterreinen lag zijn grote kracht in het omgaan met mensen. Bij Roda was hij tien jaar lang een typische stille kracht. Onbekend bij de buitenwereld, maar intern alom geroemd. Hij was de trouwe steun en toeverlaat voor Bert Jacobs, de eerste trainer die hij in Kerkrade assisteerde. Met diens opvolger Piet de Visser werd hij vrienden voor het leven.

‘Echt een geweldig mens, Gène’, klinkt het over een haperende telefoonverbinding met Ghana, waar de 83-jarige De Visser weer eens bij een jeugdwedstrijd staat te kijken. ‘Ik kwam op een moeilijk moment binnen bij Roda, waar ik na het vertrek van de populaire Bert Jacobs echt even in het pulletje moest vallen. Gène steunde me, maakte zich sterk voor me. Wat een geweldige man! Er verschenen rumours in de regionale krant na een nederlaag: De Visser moet eruit. Stond Gène binnen de kortste keren op de stoep. “Niks van waar, Piet, niks van aantrekken”. Hij sleepte me overal doorheen.’

De Visser en Gerards vormden op Kaalheide drie jaar lang een hechte tandem. ‘De mooiste herinneringen koester ik aan de scoutingtripjes die Gène organiseerde. Gooide hij manager Hens Coerver, assistent Sjef Mommertz en mij op zaterdagavond in zijn wagen, gingen we weer naar Denemarken. Voor twee dagen broodjes mee, thermosfles koffie. Na een nacht rijden liet hij iedereen bij een ander veld achter. TomToms bestonden nog niet, maar Gène vond overal de weg. ’s Middags pikte hij ons weer op en gingen we terug naar Kerkrade. Hij reed als een piloot, zo hard. We waren altijd keurig op tijd terug voor de training op maandagochtend.’

Fans en oud-spelers van OFI Kreta eren de ernstig zieke Gerards tijdens de benefietwedstrijd op 20 november.
Fans en oud-spelers van OFI Kreta eren de ernstig zieke Gerards tijdens de benefietwedstrijd op 20 november.

IJzeren knots

De spelers van Roda liepen weg met de assistent-trainer, al moesten ze onder hem niet zelden werken als galeislaven. De talenten van het door Gerards getrainde tweede elftal werden ook niet ontzien. Weet ook René Trost, die begin jaren tachtig als verdediger tegen de hoofdmacht aanschurkte. ‘Als het had gesneeuwd, dirigeerde Gène ons naar de grote handwals’, zegt de huidige jeugdtrainer van Roda JC. ‘Dat ding woog een kilootje of honderd. Met vier spelers moesten we er het hele veld sneeuwvrij mee maken. Was je gesloopt, nog voordat de training was begonnen. Bijna elke week zette Gène loodzware parcoursen voor ons uit op de Brunsummerheide. Had hij vooraf op bomen de afstanden geschilderd: 200 meter, 400 meter, 600 meter.’ Trost schiet in de lach. ‘Michel Broeders was een heel iel mannetje. Gène gaf hem een soort, eh, ijzeren knots. Een ketting met een kogel eraan. Michel moest dat ding voor elke training minutenlang rondslingeren om sterker te worden. Gène bedacht de gekste dingen, waar je vandaag de dag als trainer niet mee aan hoeft te komen. Maar wij deden wat van ons werd gevraagd en gingen voor die man door het vuur.’

Gène bedacht de gekste dingen, waar je nu als trainer niet mee aan hoeft te komen. Maar wij gingen voor die man door het vuur
René Trost

Want hoewel Gerards volgens Trost ‘een knalharde trainer’ was, die niet schroomde een eigen speler met een mindere dag vanaf de zijlijn luidkeels te beschimpen, vlakte zijn zachte kant alle weerstanden af. ‘Als je ziek was, zat Gène bij je aan het bed.’ Gerards maakte zich ookonsterfelijk bij de talenten uit de regio door zijn ploeg bij de mooiste buitenlandse toernooien binnen te loodsen. Trost: ‘Gène kreeg het voor elkaar dat we in landen als Polen, Italië en Zwitserland speelden. Stonden wij als onbekend zootje tegenover jeugdteams van Celtic, Liverpool en Italiaanse topclubs. Gène regelde dan altijd drie Volkswagen-busjes. Acht spelers en een lading tassen per busje, we zaten met de benen achter onze oren. En dan twintig uur naar Polen, hè. Maar we vonden het geweldig. En Gène wist ons vaak zó te motiveren dat we die grote ploegen ook nog wisten te verrassen.’

Trost herinnert zich een toernooi in Cuneo, onder de rook van Turijn. ‘We moesten tegen Torino. Voor de wedstrijd stak Gène een speech af. Hij vertelde hoe de andere deelnemers over ons spraken. “Dat kleine clubje uit Nederland”. Dat had Gène vreselijk pijn gedaan, kregen we te horen. En toen begon hij ineens te huilen. Hij liep snikkend de kleedkamer uit, draaide zich nog één keer om en kreeg met overslaande stem nog net “succes” eruit geperst. Nou, wat denk je? Wij vraten Torino op, 3-0. Unieke man, Gène. De beste trainer die ik heb meegemaakt’, zegt Trost, die later toch ook onder bijvoorbeeld Huub Stevens, Martin Jol en Sef Vergoossen werkte. ‘Zonder Gène had ik het betaalde voetbal nooit gehaald. Ik was iemand die keihard wilde werken, maar kwam vooral wat zelfvertrouwen tekort. Totdat ik hem leerde kennen. Gène gaf je het gevoel dat je de hele wereld aankon.’

Kreta

Gerards had in Keulen weliswaar een aantal cursussen gevolgd, maar hij beschikte over geen enkel Nederlands trainersdiploma. Een opstap binnen de Eredivisie behoorde voor hem dan ook niet tot de mogelijkheden. Het toeval bezorgde hem een nieuwe uitdaging en een ander leven. Tijdens het Amsterdam Tournament liep Gerards de assistent-trainer van Panathinaikos tegen het lijf. Even later was hij een goed contact in Griekenland rijker. In de zomer van 1985 nodigde OFI Kreta hem uit voor een gesprek. Dat kwam goed uit, want Gerards had toevallig toch al een vakantie naar Griekenland gepland. Hij sleepte een baan als hoofdtrainer in de wacht. Bij zijn afscheid in Kerkrade kreeg hij een koffer cadeau. ‘We zeiden erbij: “Hoef je in Griekenland niet uit te pakken, Gène”’, weet toenmalig verzorger Norbert Keulen nog. Niemand die dacht dat de Limburger het lang zou volhouden in het land waar de trainers nog sneller sneuvelen dan de serviezen, ook Gerards zelf niet. Bij zijn vertrek in juli had hij het retour-ticket al op zak – geldig tot september.

Maar hij tartte alle verwachtingen en hield het liefst vijftien jaar vol bij OFI. Een unicum in het Griekse voetbal. Gerards verstond de kunst zich aan te passen aan de vreemdste omstandigheden. Een paar maanden na zijn aanstelling was de Nederlander al Griek onder de Grieken, bleek tijdens een bezoek van VI aan Kreta. Gerards tufte over het eiland in een aftands Golfje en lachte zoveel mogelijk om alles wat anders verliep dan gehoopt. Zoals de aanleg van een bad in de spelerskleedkamer. Toen het ding eindelijk klaar was, zat er geen afvoer in. Toen de afvoer erin zat, bleek de warmwaterleiding vergeten. Enzovoorts. De selectie van Gerards was niet helemaal in balans: hij had de beschikking over drie verdedigers, drie aanvallers, vier keepers en veertien middenvelders.

OFI was een boerenclubje met een kiezelvlakte als oefenveld. Gerards kon voor zijn trainingen gebruikmaken van twee verroeste doeltjes, zonder netten. Afzwaaiende ballen plonsden in de zee. Bij aanvang van een oefensessie mocht hij van geluk spreken als er twee spelers voor zijn neus stonden. De coach liet zich er niet door frustreren, maar stelde zich flexibel op. Intussen probeerde hij zich zo snel mogelijk te vereenzelvigen met de volksaard op het eiland. Niet tussen de toeristen rondhangen dus, maar contact maken met de Kretenzers. Gerards won veel krediet door al gauw vloeiend Grieks te spreken. ‘En het is een moeilijke taal, hoor, niet te geloven’, verzuchtte hij in VI. ‘Soms is één woord net zo lang als bij ons een hele zin. Neem nou het Griekse woord voor keeper. Dat is thermatofilakas. Als ik mijn keeper wil waarschuwen bij een gevaarlijke situatie en ik ga roepen: Hé, thermatofilakas!, dan ligt de bal al in het doel.’

Op het trainingsveld van OFI Kreta in de jaren tachtig. Let op de ietwat verouderde doelnetten.
Op het trainingsveld van OFI Kreta in de jaren tachtig. Let op de ietwat verouderde doelnetten.

Besnorde halfgod

Gerards bracht zijn spelers discipline bij en hij leerde ze samenspelen. Niet langer eindeloos dribbelen met de bal en op zoek gaan naar persoonlijk succes, maar rondspelen dat ding. Ook wist Gerards het klassiek Griekse betonvoetbal te doorbreken. Zijn aanpak sloeg direct aan. In zijn eerste seizoen leidde hij OFI al naar de tweede plaats in de hoogste divisie. Een jaar later betekende winst van de Griekse beker de eerste prijs in de clubgeschiedenis. Gerards poetste een traditionele degradatiekandidaat op tot stabiele subtopper, met modern trainings-complex en bloeiende jeugdopleiding. Georgios Samaras werd door Limburgse handen gevormd, net als Nikos Machlas. Het Theodoros Vardinoyannis-stadion, met tribunes vol overkokende Kretenzers, groeide uit tot een haast ondoordringbaar fort.

Hij kon naar Panathinaikos, PAOK Saloniki, Olympiakos en AEK Athene. Maar hij wilde niet. OFI was zijn kindje
Yannis Anastasiou

Onder leiding van Gerards speelde OFI zes keer Europees voetbal. In 1994 strandden De Slangen in de achtste finale van het UEFA Cup-toernooi, na een ronde eerder Atlético Madrid te hebben uitgeschakeld. Een besnorde Brunsummer werd halfgod in Griekenland. ‘Gène is in mijn land een legende’, zegt Yannis Anastasiou, in 1996 door Gerards opgeduikeld bij Ethnikos Piraeus. De oud-spits speelde drie jaar onder de Nederlandse trainer. ‘Gène introduceerde opbouwen van achteruit in Griekenland. Daarvóór hanteerden alle ploegen de lange bal. Hij veranderde het voetbal en de manier van talent-ontwikkeling. De opleiding van Panathinaikos is naar zíjn ideeën ingericht. Hij smeedde bij OFI fantastische teams. Zonder grote namen, zonder geld. De trainer maakte het verschil: hij was zeer slim en kon zijn ideeën geweldig overbrengen op zijn spelers. Gène kon naar Panathinaikos, PAOK Saloniki, Olympiakos en AEK Athene. Maar hij wilde niet. OFI was zijn kindje.’

Op de schouders als bekerwinnaar met OFI in 1987.
Op de schouders als bekerwinnaar met OFI in 1987.

Gerards was volgens de latere spits van Roda JC, Ajax en Sparta Rotterdam een vaderfiguur voor zijn pupillen. ‘Streng en hard als het moest, maar altijd één met zijn jongens. Als het even niet zo lekker liep, riep hij de belangrijkste spelers bijeen. Dan gingen we bij iemand thuis zitten, samen eten, drinken, praten en lachen. Dat ging dan al gauw door tot drie of vier uur ’s morgens. Daarna was de sfeer in de groep vanzelf perfect en konden we er weer tegenaan.’

Minder goed was Gerards in het verzinnen van gevarieerde oefenstof. Als zijn inspiratie voor de trainingen op was, belde hij dikwijls even naar Nederland. Naar zijn vriend Sef Vergoossen, die hij had leren kennen tijdens duels tussen hun clubs VVV en Roda in de jaren zeventig. ‘Of ik nog wat oefeningen voor hem had’, herhaalt Vergoossen het verzoek waarmee Gerards zich regelmatig meldde. ‘Dan faxte ik hem een paar trainingsvormen door en kon Gène weer een tijdje vooruit.’

Vrienden die naar Kreta togen, zagen hoe de Nederlander daar een heldenstatus genoot. ‘Hij werd overal op handen gedragen, ongelooflijk’, zegt Piet de Visser, die zijn voormalige rechterhand verschillende keren kwam opzoeken. ‘Iedereen klampte hem aan. Wáár we ook kwamen, het was overal feest. In elk restaurant stonden de mensen erop dat we met borden gingen gooien. Prachtig.’

Vergoossen sloot als trainer van MVV het seizoen drie keer af met een reis naar Kreta. Gerards regelde een vliegtuig, hielp spelers zonder motorrijbewijs aan een huurmotor, zorgde dat de politie geen lastige vragen stelde nadat een Maastrichts staflid met zijn auto was gecrasht en kreeg voor elkaar dat de complete equipe van MVV ongecontroleerd de Griekse douane kon passeren. ‘Gène is God op Kreta’, zag Vergoossen.

Ereburger

Gerards bleef er immens populair, ook na zijn besluit een stap terug te doen in 2000. OFI bedankte hem in de vorm van een afscheidswedstrijd en een betrekking voor het leven, als scout en adviseur. Na vijf maanden werd de ereburger van eilandhoofdstad Heraklion alsnog op typisch Griekse wijze uitgeluid: met een ontslag. De slagschaduw van Gerards zou zijn opvolger te zeer hebben belemmerd. De clubicoon las in een krant dat hij eruit was gegooid. De Limburger was niet eens verbaasd. ‘In Griekenland hoef je nergens van op te kijken’, sprak hij destijds. Gerards werkte daarna nog als technisch directeur en scout bij AEK Athene en als trainer bij Iraklis Saloniki en Apoel Nicosia op Cyprus. Hij bezorgde die laatste club in zijn eerste seizoen direct de eerste landstitel sinds zes jaar, maar vertrok niet veel later met de noorderzon. Vergoossen probeerde zijn vriend nog op andere gedachten te brengen: ‘Blijf toch lekker op Cyprus, man. Het gaat goed en je verdient een leuke cent.’ Gerards was niet te vermurwen. ‘Hij wilde naar huis. Terug naar Kreta.’ Gerards trouwde een Griekse vrouw en vestigde zich met haar in de bergen.

Als kleine jongen vond ik het superirritant om naar hem toe te gaan, want mijn vader was alleen maar bezig met handtekeningen uitdelen en op de foto gaan
Frank Gerards

Zijn vorige huwelijk strandde toen Gerards Roda voor OFI verruilde. ‘Mijn vader pakte zijn spullen en liet mijn moeder en mij achter in Limburg’, zegt de nu 36-jarige Frank Gerards. ‘Dat heeft hij toen niet zo handig gedaan. Mijn moeder, die niet meer leeft, heeft mij alleen grootgebracht. Tot mijn zestiende kwam mijn vader eens per jaar naar Nederland. Dan kocht hij de Bart Smit leeg, om zijn schuldgevoel een beetje af te kopen, en waren mijn vriendjes altijd stikjaloers. Ik herinner me ook dat Gène eens terugkwam om mij te zien voetballen. Mijn moeder had tegen hem gezegd: “Frankie doet het zo leuk, kom toch eens kijken”. Ik speelde in de F’jes, in het dorp Oirsbeek, dat stelde natuurlijk helemaal niks voor. Maar mijn vader pakte het vliegtuig en stond op een woensdagavond ineens langs de lijn. Ik zie hem nóg staan. Na vijf minuten had hij genoeg gezien en dook hij de kantine in.’

Eens per jaar bezocht Frank zijn vader op Kreta. ‘Als kleine jongen vond ik het superirritant om naar hem toe te gaan, want hij was alleen maar bezig met handtekeningen uitdelen en op de foto gaan. Het was altijd circus, veel geschreeuw. Mister Gerards, Mister Gerards! Iedereen wilde iets van hem. Gelukkig is de band tussen ons later significant verbeterd. Mijn vader is altijd een binnenvetter geweest, we hebben nooit echt kunnen praten over de pijnlijke onderwerpen. Het zij zo. We hebben samen wel heel veel plezier gehad. Vanaf 1998 hebben we jarenlang de Champions League-finale bezocht, dat werd ons vaste vader-en-zoon-uitstapje. Die traditie stopte toen hij geen gratis kaarten meer kreeg.’

In de haven van Heraklion op Kreta, halverwege de jaren tachtig.
In de haven van Heraklion op Kreta, halverwege de jaren tachtig.

Slappe lach

Hij klinkt ietwat cynisch, maar Frank vertelt alles met een lach. Hij wil zeker niet de indruk wekken dat hij verbitterd is. ‘Mijn vader heeft domme dingen gedaan, maar we maken allemaal fouten. Voor mij overheersen toch de vele leuke momenten die ik nog met hem heb meegemaakt. Ik heb wat afgelachen. Met mijn vader in de buurt was het nooit saai. Toen ik mijn vrouw meenam naar Kreta om hem te ontmoeten, had ze continu de slappe lach met hem. Hij was zo’n aparte, enerverende, humoristische man.’ Een paar jaar geleden nodigde zijn zieke vader hem uit voor avondje wijnproeven. ‘Hij had thuis een kelder vol flessen die hij ooit cadeau had gekregen. We zaten samen in de tuin, en toen begon Gène: “Haal de eerste fles maar”. Ik haalde een wijn uit de kelder, hij nam een slok en gooide zijn glas de tuin in. “Gat-ver-damme! Nummer twee”. Ik ben wel dertig keer op en neer gegaan naar die kelder. Hilarische avond.’

Frank zag zijn vader, wiens chronische ziekte in 2005 werd vastgesteld, de laatste jaren verkommeren. ‘Hij heeft zelf altijd gezegd dat hij een prachtig leven heeft gehad, maar het is wel tragisch afgelopen. Zoveel volk als er in zijn hoogtijdagen over de vloer kwam, zo weinig mensen keken de laatste jaren nog naar hem om. Alle lof aan zijn vrouw en stiefkinderen, die hebben hem volop gesteund. Maar heel veel andere Grieken hebben vooral van hem geprofiteerd. Van die losse flodders, die je niet meer terugziet als het tegenzit. Dat is de andere kant van de voetbalwereld. De laatste jaren kwijnde mijn vader weg in zijn berghuisje. Eenzaam, ziek, geen geld.’

De revenuen van zijn voetbaljaren waren opgedroogd. ‘Ook op financieel gebied was hij een echte Griek geworden: hij gaf het geld uit voordat het binnenkwam. Vooral met investeringen in onroerend goed heeft hij veel verloren.’ En dan kwam steevast die ene naam over zijn oude lippen: Mahamadou Diarra. ‘Mijn vader had hem opgeleid bij OFI en naar Vitesse gebracht. Hij kon toen een doorverkooppercentage krijgen, maar dat weigerde hij. Die keuze heeft hem lang achtervolgd. “Al had ik maar één procent ingevuld…”, zei hij later.’

Diarra maakte vervolgens miljoenentransfers naar Olympique Lyon en Real Madrid. ‘Mijn vader zocht hem nog op in Madrid. Zat-ie met Diarra in een wagen vol schreeuwende vrouwen. Kwam-ie gepikeerd terug. “Die klojo rijdt in een Audi R8, en ik moet het doen met een versleten Mercedes”, riep hij dan.’

Erewedstrijd

Norbert Keulen, Roda JC-verzorger in ruste, bezocht zijn vriend dit voorjaar voor het laatst. Hij zag dat alle kracht uit het eens zo sterke lijf was gevloeid. ‘Die Grieken hebben Gène sinds hij ziek werd alleen nog maar gepamperd, van bed naar rolstoel gedragen en weer terug. Ik denk dat hij met de juiste oefeningen zijn spierkracht langer had kunnen behouden. Maar ja, hij zit in een bergdorpje. Daar kennen ze geen fysiotherapie.’ Kijken naar sport op tv was het enige wat Gerards nog wilde. Samen met Keulen en hun twee echtgenotes keken ze de Champions League-finale van dit jaar nog in een plaatselijke taverne. ‘Dat was mooi, al die Grieken kwamen hem een handje geven. Ik doopte twee vingers in mijn glas wijn en stopte ze in zijn mond. Ik was bang dat hij ze eraf zou zuigen!’ Keulen nam afscheid in het besef dat hij Gerards vrijwel zeker nooit meer zou zien. De laatste maanden krabbelde de oude trainer toch nog voorzichtig op. ‘Dat er een erewedstrijd voor hem werd georganiseerd, gaf volgens zijn vrouw een boost.’

Op 20 november kwamen negenduizend fans bijeen in het stadion van OFI Kreta, de naar de tweede divisie afgegleden club die na het vertrek van Gerards weer overging op het verslijten van drie trainers per seizoen. Machlas was er, Anastasiou was er, evenals nog tientallen andere oud-profs. Nog één keer voetbalden ze onder toeziend oog van hun Limburgse leermeester. ‘Er waren zelfs spelers uit Duitsland, Servië en Chili overgekomen’, zegt Anastasiou, die tot zijn verbazing niks over de wedstrijd terugzag in de Nederlandse media. ‘Jullie beseffen niet wat Gène in Griekenland heeft betekend.’

Vergoossen, door Anastasiou getipt over het duel, zag het vorige maand weer met eigen ogen. Spandoeken met de beeltenis van zijn vriend die overal op Kreta wapperden. Eindeloze uitzendingen over Mister Gerards op de Griekse tv. ‘Op alle vijf, zes zenders die ik op mijn hotelkamer kon ontvangen, kwam hij voorbij.’ Aan zijn keukentafel in Aalbeek zwaait Vergoossen met twee Griekse kranten: twee keer Gerards op de voorpagina, daarachter twee keer een grote fotoreportage over het eerbetoon. ‘De volgende avond werd de wedstrijd nog eens integraal uitgezonden op televisie’, zegt Vergoossen, hoofdschuddend van ongeloof. ‘Gène is in Griekenland groter dan welke Griekse trainer dan ook.’

Hij vertelt hoe de avond zelf nogal rommelig verliep: ‘Naar goed Grieks gebruik begon de wedstrijd een uur te laat. De geluidsinstallatie viel uit, en de speaker banjerde nog vrolijk over het veld toen er allang was afgetrapt. Het was een chaos, maar het was prachtig. Heel indrukwekkend. Vuurwerk, kinderen met ballonnen, betraande gezichten. Gène hield het vol tot een minuut of tien na rust. Ik ben een dag later afscheid van hem gaan nemen. Hij kon nauwelijks praten, maar ik zag aan hem dat de avond zeer veel indruk had gemaakt. Zijn vrouw zei ook dat dit een afsluiting was... ’

Frank Gerards schoof die avond niet aan op de Gène Gerards-tribune. ‘Ik was wel uitgenodigd, maar ben eerlijk gezegd een beetje klaar met die Griekse toestanden. Er waren eerder al zo vaak vergelijkbare dingen georganiseerd voor mijn vader. Kwam ik naar Kreta, ging het weer niet door. Ik heb geen spijt dat ik nu niet ben gegaan. Afgelopen zomer heb ik afscheid genomen van mijn vader, ik heb hem nog kunnen voorstellen aan zijn kleinzoon. Voor mij is het goed geweest zo. Maar ik ben blij dat hij dit afscheid nog net op tijd heeft gekregen.’

Piet de Visser hoopt dat hij zijn voormalige hulptrainer nog één keer kan ontmoeten. ‘Het is lastig, want mijn gezondheid houdt ook niet over. Maar Gène is een van mijn beste vrienden. Een echt voetbaldier, een heel sociaal mens en een grootheid. In Nederland is hij helaas vergeten, maar voor mij behoort hij tot de grootste trainers die we in ons land hebben gekend.’