Ondanks zijn duizelingwekkende statistieken bij Sporting Lissabon wacht Bas Dost (28) nog altijd op zijn doorbraak in het Nederlands elftal. Met de eerste interlands onder bondscoach Ronald Koeman in aantocht, is de grote vraag hoe de aanval van Oranje zal worden ingevuld. Dost heeft meer te vrezen van het systeem dan van zijn concurrenten in de spits.
Als iemand het op de tong bijten tot kunst heeft verheven bij het Nederlands elftal, dan is het Bas Dost. Hoe verder de dramatische WK-kwalificatiereeks vorderde, hoe vaker hij dezelfde vraag kreeg voorgeschoteld. Of het onderhand geen tijd is voor een basisplaats in Oranje. Een vreemde vraag is dat niet, aan een spits die bij zijn club de goals in een maniakaal tempo aaneenrijgt. Maar het antwoord is beladen, lijkt Dost telkens te beseffen, en stevige teksten creëren eerder onrust dan een basisplek.
Het seizoen waarin hij alleen Messi boven zich moest dulden, stond Dost slechts tweemaal in de basis van Oranje
‘Wat moet ik daar nou op zeggen?’, verzuchtte hij daarom meermaals na de laatste thuisinterland, vijf maanden geleden. Oranje was er die avond niet in geslaagd een monsterscore tegen Zweden neer te zetten, Dost had het wederom moeten doen met een invalbeurt. De laatste kans op WK-deelname ging in rook op. En daar stond hij dan, de scherpste goalgetter van het Nederlandse topvoetbal, met lege handen in de catacomben van De Arena. ‘Ik schaam me voor onze prestaties’, wilde hij nog wel kwijt. ‘Want wij zijn veel beter dan Zweden. Er zijn tijdens deze kwalificatiereeks echt een heleboel dingen niet goed gegaan. Dingen waaraan ik me heb geërgerd.’