Het nieuws kwam hard binnen. De verdediger die zo veel aanvallers velde, is nu zelf geveld. De drievoudig Europa Cup I-winnaar en tweevoudig WK-finalist die 392 keer zijn hele hebben en houwen in de strijd gooide voor Ajax, is op 75-jarige leeftijd overvallen door een zware hersenbloeding. Hopelijk overwint Wim Suurbier ook deze tegenslag.
In deze aflevering van de VI PRO-serie Historische Interviews gaan we terug naar Kerstmis 1985, als VI’s Johan Derksen zijn goede vriend opzoekt in een obscure bar in Los Angeles en ze samen het leven van de inmiddels oud-voetballer nog eens doornemen. Zijn voortdurende balanceren tussen vreugde en verdriet. Suurbier bevindt zich op dat moment in een financiële crisis, maar gaat daarmee om zoals hij als voetballer met een verdwaalde elleboog recht op de kin omging: even schudden met de kop en weer doorgaan. ‘Aan mijn humeur is niet te merken dat ik in de problemen zit, het gaat klote, maar ik kan iedereen recht in de ogen kijken.’
'We hadden altijd lol in onze tijd. Vijf minuten voor de WK-finale in 1974 was het nog een gekkenhuis in de kleedkamer'
Weinig mensen in de voetbalwereld ook die zo het hart op de tong hebben als Suurbier. Weinig voetballers dus ook die zo’n genot zijn om naar te luisteren. Over de avonden met George Best, wedstrijdjes met Rod Stewart, het grappen en grollen met Ruud Krol en nog zo veel meer. ‘Wanneer ik honderd dollar heb, geef ik tachtig dollar weg, zo ben ik, ik ben geen geldmaniak. Ik ben ook niet jaloers op spelers die binnen zijn. Financieel hebben die jongens het veel beter gedaan dan ik, maar ik heb wel geleefd.’
HET HARDE HEDEN
Als de taxichauffeur in Hermosa Beach de Pacific Coast Highway afdraait, lijken we regelrecht de Pacific Ocean in te rijden. Maar vlak voor het strand stuurt hij de lompe yellow cab onverwacht een nauwe steeg in, Palm Drive. Een wit pakhuisachtig gebouw is onze plaats van bestemming. De bar Besties, ooit gesticht door de Britse voetballers George Best en Bobby McLinden. George Best heeft zich teruggetrokken uit de zaak, waardoor Bobby McLinden de zaak nu alleen runt. Barman is Wim Suurbier.
Boven de inmiddels veertigjarige, wat grijs aan de slapen, hangt een lichtreclame: Imported Heineken proudly served. De man die zestig keer het Oranje-shirt droeg, topvoetbal speelde bij Ajax, Schalke 04, FC Metz en Los Angeles Aztecs, zit sinds de scheiding van zijn tweede vrouw financieel krap en werkt nu in de bar waar hij voorheen stamgast was. Zijn nieuwe vriendin, de 21-jarige Terri verschaft hem onderdak. Toch vindt Suurbier zich absoluut niet zielig, integendeel. Toen zijn ouders overleden heeft hij zich voorgenomen om iedere dag te genieten van het leven en dat doet hij, zeer intensief.
'Als ik 's morgens in die vrachtwagen zat, vroeg ik me weleens af hoe het kon dat ik, na zo’n mooie voetbalcarrière, me kapot moest werken voor vijftig dollar per dag om te overleven'
‘Het zag er zo mooi uit’, vertelt de drievoudig Europa Cup I-winnaar. ‘Ik was hoofdtrainer van Tulsa Roughnecks, nadat ik eerst als trainer-speler bij San Jose Earthquakes had gewerkt. Tulsa was een voetbalgekke stad, we draaiden goed, de eigenaar was tevreden en mijn spelers hadden het naar hun zin. Voetballers hadden altijd respect voor een trainer die zelf een mooie carrière achter de rug heeft. Je hoort mij niet zeggen dat ik een vedette was, maar ik heb toevallig wel in twee WK-finales gestaan. Daarom werd ik in Amerika als een ster behandeld, daar geilen Amerikanen op, ik werd overal groot aangekondigd.’
‘Tulsa Roughnecks bood me een driejarig contract aan, een prima contract, plus een huis en een gratis auto. De eigenaar zei er wel bij dat hij toegelaten moest worden tot de zaalvoetbalcompetitie, volgens hem kon de club niet alleen van veldvoetbal bestaan. Dat werd geweigerd, voor de televisiestations was Tulsa niet interessant. Die stations doen liever zaken met grote steden, New York, Dallas, Los Angeles en Chicago. Dat betekende het einde voor Tulsa Roughnecks, terwijl de hal altijd was uitverkocht wanneer we thuis speelden…’
‘Ik stond plotseling op straat. De ene dag had ik een uitstekend contract op zak, de andere dag zat ik plotseling zonder bron van inkomsten. Daar kwam ook nog bij dat ik privéproblemen had. Mijn vrouw, Anna, woonde nog steeds in Californië, ik was nog steeds verliefd op haar en probeerde ons huwelijk te redden. Ik gaf haar alles, maar ze bleef met geld smijten, waardoor ik nu diep in de schulden zit.’
‘Wanneer je in Amerika zonder bron van inkomsten zit, moet je je maar zien te redden. Ik ben teruggegaan naar San Jose. Daar kende ik een Duitser die bier en champagne importeerde. Hij adviseerde me om als semi-prof in San Francisco te gaan spelen en daarnaast zou ik voor zijn bedrijf wat pr gaan doen. De semi-profcompetitie duurt slechts drie maanden, dus toen moest ik weer op zoek naar een baan. Via een kennis kwam ik bij een grondbedrijf terecht. Het was ontzettend zwaar werk, maar ik moest overleven. Ik moest iedere morgen om vijf uur op, om half zes vertrokken we met de vrachtwagen. Wanneer je geluk had moest je bij een of andere rijke patser het gras maaien, wanneer je pech had moesten er ergens bomen worden omgezaagd. Om twee uur ’s middags stopten we, dan werd het te warm. ledere dag kwam ik gebroken thuis.’
'Ik heb een gesprek gehad met mensen die tapijten reinigen, maar ze gaven steeds de voorkeur aan Amerikanen of aan Mexicanen die illegaal In Amerika verblijven. Die willen zelfs voor één of twee dollar per uur werken'
‘Als ik ’s morgens in die vrachtwagen zat, vroeg ik me weleens af hoe het kon dat ik, na zo’n mooie voetbalcarrière, me kapot moest werken voor vijftig dollar per dag om te overleven. Even later ging het bedrijf failliet, toen stond ik weer op straat, zonder één cent op zak.’
‘Via een kennis kwam ik in contact met mensen van Houston Dynamos, die club speelde in een wilde competitie. Het leverde geld op, dus ik naar Texas. Daar namen we het vaak op tegen Mexicaanse clubs en ik heb nog tegen Glentoran uit Noord-Ierland gespeeld. Na zes wedstrijden raakte ik ernstig geblesseerd, volgens de dokter waren de kruisbanden in mijn knie afgescheurd. Een operatie was, volgens hem, noodzakelijk, anders zou ik invalide worden. Ik heb me meteen in Houston laten opereren, omdat de club verzekerd was. Wanneer ik wachtte, zou ik het zelf moeten betalen, zo’n operatie kost twintigduizend dollar. Ik heb daarna twee maanden in het gips gezeten, helemaal alleen in een appartement.’
‘Intussen was ik bevriend geraakt met een meisje dat ik in Tulsa had leren kennen. Zij wilde naar Los Angeles, daar kon ze een baan krijgen. Ze speelde af en toe in B-films, dan moet je eigenlijk dicht bij Hollywood wonen. Zij had wat geld, we hebben een huis gehuurd in Redondo Beach, waar ik woonde toen ik bij Los Angeles Aztecs speelde, en ik ben gaan solliciteren.’
‘Via een oud-voetballer zou ik een baan krijgen, maar toen ik in Los Angeles arriveerde ging het niet door. In die periode heb ik werkelijk op de gekste banen gesolliciteerd. Verkoper van kleding, platen, meubelen en auto’s, ik ben bij een schoonmaakbedrijf geweest, ik heb een gesprek gehad met mensen die tapijten reinigen, maar ze gaven steeds de voorkeur aan Amerikanen of aan Mexicanen die illegaal In Amerika verblijven. Die Mexicanen willen zelfs voor één of twee dollar per uur werken. Ik heb nog even als ober bij een Frans restaurant in Hollywood gewerkt, omdat ik een paar woorden Frans spreek, maar dat was een tijdelijke baan.’
‘Het is ontzettend moeilijk om hier werk te krijgen. Je moet alles invullen. Je kunt wel een beetje liegen, maar niet te veel, want dat is strafbaar. Als je die formulieren verkeerd invult ben je strafbaar, daar staat een boete op van duizend dollar.’
‘Bobby McLinden adviseerde me vervolgens om naar een cursus te gaan waar je wordt opgeleid voor een baan in de horeca. Ik zou daarna bij hem kunnen beginnen, als freelancer. Die cursus kostte echter vijfhonderd dollar, dat had ik niet. Maar mijn vriendin heeft die cursus betaald en ik ben met uitstekende cijfers geslaagd. Ik ben Bobby erg dankbaar, hij heeft me een nieuwe kans gegeven. Ik heb nog met hem gespeeld bij Los Angeles Aztecs, hij was geen geweldenaar, maar een nuttige bikkelaar. Een soort Wim Jansen, maar Bobby had wat minder klasse. Ik heb nu in ieder geval weer werk, al verdien ik geen dikke boterham. Ik werk voor 35 dollar per dag, dat is van ’s morgens tien uur tot ’s middags zes uur, of van ’s middags zes uur tot ’s nachts twee uur. Voor de tips kun je beter ’s avonds werken, dat levert veel meer op.’
‘Hoewel ik nu dus een baan heb, kan ik mijn schulden natuurlijk niet betalen. Ik kan nu eten en mijn auto betalen. Ik rijd nog steeds in een schitterende Chevrolet Camaro, dat komt omdat een vriend van me bij een leasing-bedrijf werkt.’
OPNIEUW BEGINNEN
‘Ik reken erop dat ik nog voor nieuwjaar failliet verklaard word. Dan hoef ik niets meer te betalen, maar je kunt vervolgens de komende zeven jaar geen geld meer lenen, geen huis kopen en geen eigen zaak beginnen. Ik kan er verder ook niets meer aan doen. Als ik failliet word verklaard, begin ik weer op het nulpunt, dan heb ik geen schulden meer, maar ik bezit ook niets.’
'Ik zie me al staan in zo’n stadion, dan moet ik alle mensen bij die benefietwedstrijd bedanken voor hun tientje. Daarbij komt nog dat ik een doorsnee speler was, ik ben geen Sjaak Swart, Johan Cruijff of Willem van Hanegem. Je moet wel je plaats weten'
‘Ik ben natuurlijk een enorme klootzak geweest, ik heb mijn geld altijd weggegeven. Het is mijn ideaal om zelf een bar te beginnen, normaal gesproken had ik een paar ton op de bank moeten hebben. Maar daar moet ik nu niet over zeuren, dat geld is er niet meer. Als iemand een bar voor mij zou kopen, krijgt hij zijn geld met een dikke winst terug, want ik weet zeker dat ik geschikt ben voor de horeca. Het liefst zou ik hier in Amerika beginnen, maar ook in Nederland zou het me lukken, ik maak er een wereldzaak van.’
‘Mijn fout was dat ik altijd iedereen vertrouwde. Maar goed, door schade en schande word je wijs. Ja, ik heb in Nederland ook nog een belastingschuld, al weet ik niet eens om hoeveel geld het gaat. Toen ik een paar jaar geleden naar Sparta ging, stond de belasting meteen op de stoep. Sparta en ik hebben vervolgens opgegeven dat ik heel weinig verdiende, waardoor ik maandelijks vijfhonderd gulden moest aflossen. Terug in Amerika ben ik daarmee gestopt. Af en toe kom ik nog in Nederland, dan vlieg ik naar Brussel en rijd ik met de auto naar Nederland. Ach, het is zo eenvoudig, ik wil het best betalen, maar ik heb het niet.’
‘Nee, financieel heb ik het niet geweldig gedaan, terwijl ik toch altijd veel heb verdiend. Toen ik bij Ajax speelde, had ik een paar keer mijn zakken kunnen vullen, maar Ajax liet mij niet gaan. Ik kan me herinneren dat Saint-Étienne me honderdduizend dollar handgeld wilde betalen. Ik lig er niet wakker van, ik ben dom geweest, maar je moet het leven ook weer niet te serieus nemen. Ik ben altijd goed geweest voor mensen, ik heb nooit iemand belazerd, daarom reken ik er een beetje op dat men mij ook niet in de steek laat. Zo’n Bobby steekt nu weer de helpende hand toe en ik zeg erbij dat ik niet te beroerd ben om alles aan te pakken.’
‘Wanneer ik honderd dollar heb, geef ik tachtig dollar weg, zo ben ik, ik ben geen geldmaniak. Ik ben ook niet jaloers op spelers die binnen zijn. Financieel hebben die jongens het veel beter gedaan dan ik, maar ik heb wel geleefd. Ik denk dat die jongens trouwens ook tevreden zijn. Ik blijf in leder geval dezelfde Wim Suurbier, of ik nou een pak geld op zak heb of platzak ben zoals nu.’
'Ik weet nog wel dat alleen Johan Neeskens en ik tegen het vertrek van Johan Cruijff stemden. Arie Haan was zelfs blij dat Cruijff vertrok, dat kwam omdat hij zo publiciteitsgeil was'
‘Aan mijn humeur is niet te merken dat ik in de problemen zit, het gaat klote, maar ik kan iedereen recht in de ogen kijken. Ik ben altijd eerlijk geweest, ik heb nog nooit gestolen. Mijn financiële problemen zijn in Nederland uitgelekt, omdat een kennis van me brieven is gaan sturen naar Hans Kattenburg en Rinus Michels. De man die dat heeft gedaan woont ook in Los Angeles, hij is Nederlander en runt hier een bloemenzaak.’
‘Ik heb nog een tijd bij hem gewerkt, moest ik iedere nacht met een vrachtwagen naar het vliegveld om bloemen op te halen, vervolgens reed ik dan langs alle bloemenzaken in Los Angeles om die handel weer te slijten. Dat ging aardig, tot de Amerikaanse partner van die kennis er met het geld vandoor ging. Toen moest hij helemaal opnieuw beginnen en was er voor mij geen plaats meer. Op eigen houtje is hij vervolgens brieven gaan sturen naar Nederland, waarin hij hulp vroeg voor mij. Hij bedoelde dat ongetwijfeld goed, maar ik zat er niet op te wachten. Als ik het moeilijk heb, wil ik mezelf redden, ik weiger mijn hand op te houden. Ze mogen me best geld lenen, maar ik betaal alles terug, met rente, al moet ik me kapot werken.’
‘Het is toch belachelijk om een benefietwedstrijd voor mij te organiseren, terwijl ik al negen jaar weg ben uit Nederland. Ik zie me al staan in zo’n stadion, dan moet ik alle mensen bedanken voor hun tientje. Daarbij komt nog dat ik een doorsnee speler was, ik ben geen Sjaak Swart, Johan Cruijff of Willem van Hanegem. Ik was wel populair, maar je moet wel je plaats weten. Daarnaast komt dan nog dat ik niet zielig ben. Bepaalde spelers hebben er geen moeite mee om hun hand op te houden, ik wel. Het zal wel weer dom zijn, maar ik verdom het.’
‘De Engelse regeling spreekt me wel aan. Wanneer een speler daar tien jaar bij een club speelt, krijgt hij een testimonial, de opbrengst is dan voor hem. Dat zou men in Nederland moeten invoeren, want bij de gewone clubs lopen vaak spelers die hun hele carrière bij zo’n club doorbrengen en niet al te veel verdienen. Die jongens verdienen na tien jaar trouwe dienst een wedstrijd. Ik moet niet klagen. Als ik kijk wat Jan Jongbloed allemaal meemaakt. Zijn vrouw weg, zijn zoon overleden en zelf een hartaanval...’
HET GOUDEN VERLEDEN
‘Ik ben opgegroeid in de Amsterdamse Oosterparkbuurt, waar ook Tonnie Pronk, Bennie Muller en Piet Keizer vandaan komen. Ik heb een leuke jeugd gehad, mijn ouders waren beslist niet rijk, mijn moeder werkte ook. Ik heb nog één broer, hij is twee jaar jonger. Op het schoolplein voetbalde ik altijd met Piet Keizer. Hij speelde bij Amstel, op zijn advies ben ik daar ook naartoe gegaan. Al heel jong debuteerde ik in het eerste elftal, als linksbuiten. Ik was snel, al kon ik niet zo goed voetballen. Ik scoorde wel veel, dan kwam ik binnendoor.’
'Willy Brokamp vulde zijn zakken en presteerde niets bij Ajax, maar ik vond het een moordjongen, helemaal mijn type'
‘In die tijd speelde ik een proefwedstrijd bij DWS, maar daar werd ik geweigerd. Nadat ik drie keer had gescoord in het Amsterdams Jeugdelftal, kwam er iemand van Ajax langs. Toen ben ik naar Ajax gegaan voor een paar voetbalschoenen, een shirt, een broekje en een paar kousen. Ik was de koning te rijk. In het jeugdelftal speelde ik met Johan Cruijff, zijn broer Hennie, Barry Hulshoff, Tonnie Fens en Arie van Eijden, hij is nu vice-voorzitter. Arie van Eijden dacht dat hij aardig kon voetballen, hij speelde zelfs op mijn plaats. Hij kon er eigenlijk geen pepernoot van, maar het is geen nare man, ik mag hem wel.’
‘Ik heb trouwens nooit problemen met mensen, ik kan altijd goed opschieten met trainers en spelers. Met Rinus Michels heb ik altijd goed gewerkt, Stefan Kovacs was een slimme man. Er wordt vaak wat denigrerend over hem gedaan, maar hij behaalde wel goede resultaten. In Amerika kijken ze alleen naar resultaten, hier zou hij een vedette zijn. Hans Kraay heeft maar één foutje gemaakt. Ik had de naam een stapper te zijn, daarom wilde hij een gesprek met me. Maar toen wilde hij van mij weten welke spelers ik ’s nachts regelmatig tegenkwam in de stad, toen was hij aan het verkeerde adres. Later heeft hij in Duitsland nog eens een knal voor zijn kop gehad van Arie Haan. Hans Kraay is misschien een vreemde vogel, maar hij had wel verstand van voetbal.’
‘George Knobel vond ik ook een prima man, hij heeft gewoon pech gehad. Toen hij kwam bij Ajax, vertrok Johan Cruijff en de meeste spelers dachten dat ze zonder Johan ook goed zouden presteren. Ik weet nog wel dat alleen Johan Neeskens en ik tegen het vertrek van Johan Cruijff stemden. Arie Haan was zelfs blij dat Cruijff vertrok, dat kwam omdat hij zo publiciteitsgeil was. Let maar eens op, wanneer je foto’s ziet met een Europa Cup: Arie Haan staat er altijd op. Hij zorgde er altijd voor dat hij vooraan stond. Dergelijke dingen zag ik wel, maar ik ergerde me niet, wat kan mij dat nou schelen. Willy Brokamp vulde zijn zakken en presteerde niets bij Ajax, maar ik vond het een moordjongen, helemaal mijn type.’
'Tijdens de preek van de dominee zat ik bij de bandrecorder. Wanneer ik een seintje kreeg, zorgde ik voor orgelmuziek, maar af en toe zat er nog weleens een band van mezelf op, dan hoorde je de Stones in plaats van psalm 95'
‘In militaire dienst heb ik van alles meegemaakt. Ik moest naar Breda, een gezellige stad, de Trip van Zoutland Kazerne. Ik zat op een kaderopleiding, ik zou sergeant worden, maar ik speelde al in het eerste elftal van Ajax. Als sergeant had je allerlei verplichtingen, dat wilde ik niet, ik moest zondags voetballen.’
‘Ik heb de gekste dingen gedaan, spiernaakt over de gang gelopen met mijn geweer over de schouder. In mijn blote kont naar buiten met alleen een koppel om waar een veldfles aan hing, maar niets hielp. Ten einde raad ben ik bewust uit het raam gaan staan pissen tijdens het appèl, toen kon ik meteen opdonderen.’
‘Ik werd overgeplaatst naar Huis ter Heide, daar werd ik schrijver van de dominee. Ik had een eigen kamer bij het zaaltje waar de kerkdiensten werden gehouden. Op donderdag- en vrijdagmorgen was er kerkdienst, dat moest ik organiseren. Achter in dat zaaltje stond ik achter de bar, na de kerkdienst verkocht ik koffie en gevulde koeken. Tijdens de preek zat ik bij de bandrecorder. Wanneer ik een seintje kreeg, zorgde ik voor orgelmuziek, maar af en toe zat er nog weleens een band van mezelf op, dan hoorde je de Stones in plaats van psalm 95.’
‘Ik had een goed leven bij de dominee, ik mocht ’s morgens uitslapen, iedere dag bij Ajax gaan trainen en ik ging regelmatig met hem naar huis, zijn vrouw kon namelijk verdomd lekker koken. Toen ik afzwaaide, kreeg ik een boek van hem. Ja, een bijbel. Dacht jij soms dat ik Ik Jan Cremer van hem kreeg?’
‘Zelf ben ik ook vrij gelovig, al kom ik nooit in de kerk. Als je goed voor je medemensen bent en de zaak niet belazert, kom je volgens mij in de hemel. Ik geloof echter niet dat als ik nu ga zitten bidden, Onze Lieve Heer mijn schulden betaalt. Ik wil het wel proberen, maar ik denk niet dat er dan vijftigduizend dollar uit de lucht valt. Toch geloof ik en ik heb respect voor alle mensen die geloven, daar hoor je mij geen grappen over maken.’
‘Henk Houwaart werd in dienst mijn beste vriend. Wij voelden elkaar aan, zijn ouders waren overleden, ik had mijn ouders ook heel vroeg verloren. We gingen altijd stappen in Den Haag. Na de wedstrijd reed ik meteen naar Den Haag, daar hadden we wat vriendinnen, van die mooie Haagse meisjes. Dan werd er stevig gedronken. Ik ben nog getuige geweest toen Henk trouwde, tegenwoordig valt hij op van die ouwe wijven, hij heeft nu een vriendin van 22 jaar, ik heb er tenminste nog één van 21...’
‘Maar laat ik even serieus zijn, toen ik mijn ouders verloor heb ik me voorgenomen om van iedere dag te genieten. Je moet iets van het leven maken, want morgen kan het afgelopen zijn. Met die gedachte stap ik ’s morgens uit mijn bed.’
DE ZAKEN EN DE LIEFDES
‘In Nederland ben ik nooit gelukkig geweest met zaken. Na mijn huwelijk met mijn eerste vrouw zijn we een kapsalon begonnen In Amsterdam. Wisten wij veel dat we in een verkeerde buurt begonnen. We woonden in Bergen, ik moest mijn vrouw iedere morgen naar de zaak brengen. Dan ging ik trainen, vervolgens moest ik haar ’s avonds weer ophalen. We hadden maar één auto, wat een ellende. Na vier maanden hebben we de handel weer van de hand gedaan.’
'Zij kreeg de auto’s, het huis en het geld dat ik in het spelersfonds van de VVCS had zitten. Dat was toch 600 duizend gulden. Toen moest ik haar volgens de wet ook nog alimentatie betalen'
‘Daarna heb ik nog even een sportzaak gehad. Die zaak stond wel in een goede buurt, maar je blijft investeren in die handel. Ik was er zoveel mogelijk, maar ideaal was het niet. Als voetballer kun je alleen een zaak runnen als je een goede partner hebt. Sjaak Swart had Bram Haverkamp, dat liep, hij kon rustig gaan trainen. Als je een heel degelijk huwelijk hebt, kan het ook, maar dat had ik dus ook niet.’
‘Door mijn vrouwen ben ik financieel naar de klote gegaan, al was ik er zelf bij. Met mijn eerste vrouw wilde ik niet verder, maar zij wilde niet scheiden. Toen heb ik het zo geregeld dat ze alles mocht houden. Ik vertrok naar het buitenland en zij kreeg de auto’s, het huis en het geld dat ik in het spelersfonds van de VVCS had zitten. Dat was toch 600 duizend gulden. Toen moest ik haar volgens de wet ook nog alimentatie betalen, maar dat ben ik voor het gemak maar vergeten.’
‘In Amerika ben ik opnieuw begonnen, maar daar trouwde ik voor de tweede keer een vrouw die me een vermogen heeft gekost. Zij wilde niet werken, ze wilde carrière maken als fotomodel. Ik was verliefd, ik vond alles goed. Maar toen ik in Tulsa zat, bleef zij met geld smijten, met het gevolg dat ik nu vijftigduizend dollar in het rood sta, terwijl ik geen bron van inkomsten had. Ik weet niet of mijn huidige vriendin is te vertrouwen, mijn vrouwen vertrouwde ik ook. Dit meisje woont in ieder geval niet bij me omdat ik geld heb.’
'Ze kan zo een miljonair aan de haak slaan, maar ze neemt mij, een versleten voetballer zonder één cent op zak. Omdat ik een goeie gozer ben'
‘Ze kan zo een miljonair aan de haak slaan, maar ze neemt mij, een versleten voetballer zonder één cent op zak. Omdat ik een goeie gozer ben. Ik heb geen cent, deze moet dus echt van me houden. Nee, ik weet echt niet wat ze in me ziet, maar ze is helemaal gek van me. Ze werkt zich kapot, ze gaat ’s morgens vroeg de deur uit en komt ’s avonds laat pas thuis. Daarnaast probeert ze als filmactrice naam te maken. Vanmorgen lag er weer een contract in de bus.’
‘Ik doe alles voor haar, ik gebruik een vrouw niet als een slaaf. Ik kook, was en maak het huis schoon. Ik moet er niet aan denken dat ik ergens in mijn eentje zou zitten, daar kan ik niet tegen. We hebben het gezellig samen, verder maak ik nog geen plannen, dat heb ik afgeleerd, maar zij heeft het wel steeds over de toekomst.’
GEVOEL VOOR HUMOR
‘Hans Kattenburg (lange tijd geldschieter van Holland Sport, red.) is een vriend van me, hij heeft in het verleden veel voor me gedaan, maar ik heb ook veel voor hem gedaan. Ik heb trouwens voor meer miljonairs klusjes opgeknapt. Ik reed regelmatig voor die heren over de grens, als zij bang waren om hun vingers te branden. Toch vraag ik die rijke jongens nu niet om geld, terwijl zij voor mij een bar zouden kunnen kopen, dat is nog handel ook.’
‘Ik heb zestig interlands gespeeld, ik heb recht op een vrijkaartje wanneer Oranje speelt, maar de KNVB weet niet eens waar ik zit. Ik was voor het laatst in Nederland voor de afscheidswedstrijd van Willem van Hanegem. Ik volg het nog wel, in Amerika krijg ik regelmatig een Voetbal International en De Telegraaf. Nadat Oranje voor het WK 1986 was uitgeschakeld door België, werd ik midden in de nacht gebeld door een kennis uit Nederland. Ik dacht dat zijn vrouw was overleden of zo, hij klonk heel somber. Oranje was uitgeschakeld. Jammer, maar het leven gaat door. Voor de jonge spelers is het vervelend, want zo doen ze nooit internationale ervaring op.’
‘Nu is er weer een WK in 1990. Als Oranje zich dan plaatst, ligt Argentinië alweer twaalf jaar achter ons, dat vind ik ver. We moeten eerlijk zijn, we tellen niet meer mee. Wij waren profs, al denk ik dat het puur toeval was, ik maakte toevallig deel uit van een goede generatie. Wanneer ik al die interviews van de huidige generatie lees, mis ik de warmte voor elkaar en de liefde voor het voetbal. Die jongens zijn zo kil, ze willen verstandig overkomen, maar zijn louter met zichzelf bezig, het zijn pure egoïsten.’
'Krol en ik vermaakten ons kostelijk met dr. Fadrhonc. Voetballers zijn vreemde gasten, ze verdienen een vermogen, maar jatten een paar kousen zodra ze de kans krijgen. Als de trainer dat ook doet, wordt het helemaal een bende'
‘Ik kan echt nooit lachen om interviews met voetballers. Wanneer er in de voetballerij niet meer wordt gelachen, wordt er ook niet meer gepresteerd. René van der Gijp is tenminste nog kleurrijk, ik ken hem goed, want ik heb bij Sparta met hem gespeeld. Ik heb een zwak voor dat joch, een moordgozer, maar hij vergeet af en toe te presteren. Dat kan niet, wanneer je een grote mond hebt moet je presteren, anders maken ze je een kopje kleiner. Daar komt nog bij dat hij talent heeft, dan moet je helemaal presteren. Ik had het veel moeilijker, want ik had geen talent, ik moest werken, maar dat vergat ik nooit.’
‘Ik hoor nu steeds dat er in Nederland geen verdedigers meer zijn, ook dat was in mijn tijd anders. Al moeten we niet vergeten dat er toen op het middenveld ook een paar kanjers liepen. Wim Jansen, Willem van Hanegem en Johan Neeskens lieten weinig steken vallen. Daarachter stonden wij dan nog te wachten met messen in de schoenen. En we hadden altijd lol. Vijf minuten voor de WK-finale in 1974 was het nog een gekkenhuis in de kleedkamer.’
‘Ruud Krol en ik hebben wat afgelachen. Wij vermaakten ons kostelijk met dr. Fadrhonc. Voetballers zijn vreemde gasten, ze verdienen een vermogen, maar jatten een paar kousen zodra ze de kans krijgen. Als de trainer dat ook doet, wordt het helemaal een bende. Dr. Fadrhonc was gek op shirts en broekjes. Zodra hij de kans kreeg, stopte hij snel een shirt of een broekje in zijn tas. Hij moet kasten vol van die rommel hebben verzameld. Ruud Krol en ik hielden hem steeds in de gaten, dan scharrelde hij door de kleedkamer en wanneer er niemand keek pikte hij snel een broekje uit de koffer. Op dat moment begonnen Ruud Krol en ik te juichen. Daar gaat er weer één, gilden we dan.’
‘In die tijd gingen we in Amsterdam vaak stappen met scheidsrechter Jan Keizer. Dat vonden we zo’n leuk mannetje. Hij praatte zo schattig, hij bleef over zichzelf vertellen en wij hem maar voeren en hij maar vertellen.’
'Ik zei eens in een interview dat Ernie Brandts zo lelijk was met die twee stokken uit zijn broek. Ik vond dat humor, maar bij PSV waren ze zeer boos'
‘De volgende morgen was ik weer op de training, voetbal is voor mij altijd een baan geweest, dat was mijn werk en je werk moet je serieus nemen. Het kon me niet schelen of ik nou met Ajax of met Oranje speelde, ik deed altijd mijn plicht. De PSV’ers hadden alleen wat moeite met mijn humor. Ik zei eens in een interview dat Ernie Brandts zo lelijk was met die twee stokken uit zijn broek. Ik vond dat humor, maar bij PSV waren ze zeer boos. Die jongens zouden eens met Engelse voetballers moeten spelen… Voor Engelse begrippen ben ik een heilig boontje.’
‘Wanneer Engelsen dronken zijn, vernielen ze alles. In een bar beginnen ze te knokken en ik heb het regelmatig meegemaakt dat ze hun hotelkamers kort en klein sloegen. Ik heb alle meubels en de televisie uit het raam zien verdwijnen. Daar houd ik niet van, ik wil lachen, maar het moet wel gezellig blijven. Een televisie op tien hoog uit het raam gooien, vind ik geen humor.’
BUITENLANDSE AVONTUREN
‘Schalke 04 was mijn eerste buitenlandse club. Op woensdagavond speelde ik met Oranje tegen België in het Olympisch Stadion, die avond kwalificeerden we ons voor de WK in Argentinië. Na afloop is de transfer naar Schalke 04 geregeld in het Hilton Hotel. Hans Kattenburg heeft die zaak afgehandeld. Hij wilde er geen cent voor hebben, terwijl ik met een diplomatenkoffer vol bankbiljetten naar huis ging. Het was net een film. Alles was zwart, de koffer en het geld. Dat geld is trouwens naar mijn eerste vrouw gegaan.’
‘Drie dagen later speelde ik al met Schalke 04 tegen HSV. Schalke 04 was een goede club, ik voelde me er thuis, er liepen fijne gasten. Toen de trainer werd ontslagen, kwam er ook een nieuwe voorzitter, die man vond dat ik te veel verdiende. Tijdens mijn verblijf in Argentinië heeft Hans Kattenburg me toen verkocht aan FC Metz.’
‘Daar beviel het me minder goed, ik ben niet zo gek op Fransen. Ik werd er als de vedette binnengehaald na het WK. Ook als ik slecht speelde, schreven de kranten positief over mij. Onze trainer stelde altijd zijn vriendjes op, dat begon me de keel uit te hangen. Tijdens de feestdagen ontmoette ik Rinus Michels in Amsterdam, hij vroeg of ik meeging naar Californië, maar ik had nog een contract. Ik ben een week te laat teruggegaan naar FC Metz en tegen Monaco heb ik er niets aan gedaan, waardoor we met 6-1 verloren. De voorzitter was woedend. Ik mocht meteen vertrekken, ik hoefde zelfs mijn handgeld niet terug te betalen.’
'George Best vond het heerlijk om met mij op stap te gaan. Zelf is hij nogal saai, je kunt geen lol met hem maken, maar hij vermaakte zich altijd uitstekend met mij'
‘Bij Los Angeles Aztecs ontmoette ik niet alleen Rinus Michels, ook Johan Cruijff, Leo van Veen, Huub Smeets en Thomas Rongen speelden daar. We woonden bij elkaar in Redondo Beach. Er zijn nooit problemen geweest, omdat ik voor sfeer zorgde. Rinus Michels trainde nog steeds keihard, maar privé was hij wel veranderd, hij was veel menselijker. Na drie jaar werd Los Angeles Aztecs opgeheven.’
‘Ik kreeg een uitnodiging om als gastspeler met Seiko in Hong Kong tegen Boca Juniors te spelen. Maradona kwam niet aan de bal en na de wedstrijd stond het bestuur van Ting Sing op me te wachten. Die club stond onderaan, ze boden me 25 duizend gulden netto per maand, ik woonde gratis in het beste hotel van Hong Kong en ik had 24 uur per dag een auto met chauffeur tot mijn beschikking. Ik ben meteen gebleven. Het elftal bestond uit Chinezen en Portugezen, ik verstond er niemand.’
‘Terug in Amerika tekende ik een contract bij San Jose Earthquakes, daar liep de Nederlander Jan Goessen, hij speelt nu bij Minnesota Kicks. Daar ontmoette ik ook George Best weer, met hem had ik leuke tijden gehad in Los Angeles. George Best vond het heerlijk om met mij op stap te gaan. Zelf is hij nogal saai, je kunt geen lol met hem maken, maar hij vermaakte zich altijd uitstekend met mij. Die verhalen over hem zijn erg overdreven, hij drinkt stevig, maar na vijf whisky’s heeft hij zijn zakken vol, hij kan er niet zo goed tegen. Ik voelde me thuis in San Jose, het is een vriendelijke stad, maar ook die club verdween.’
THUIS IN DE STATES
‘Overal waar ik in Amerika heb gewoond, had ik het naar mijn zin. Alleen in Houston was het niet leuk, omdat ik daar maanden geblesseerd in dat appartement heb gezeten. Ik heb in Marina del Rey, Venice, Pasadena, San Jose, Tulsa en Houston gezeten, prima. Mijn schoonouders wonen in Dallas, daar is mijn schoonvader advocaat, een goeie gozer. We zakken samen gezellig door, hij is één jaar ouder dan ik. Nee, voorlopig kom ik niet terug naar Nederland, wat moet ik er doen? Ik heb er geen huis, geen auto en geen baan.’
'Ze willen mij als trainer, dat zou geweldig zijn. Hier in Amerika is mijn carrière belangrijk, zestig interlands, jaren topvoetbal, twee WK-finales. In Nederland roepen ze meteen dat ik slechts een C-diploma heb'
‘Die typisch Nederlandse haat en nijd staat me tegen. Als ik zie wat trainers en spelers over elkaar zeggen in de krant, word ik niet goed. Ik heb een C-diploma, dan krijg je in Nederland geen baan, terwijl ik me niet te groot voel om als hulptrainer bij SC Veendam te beginnen. Ik vind het wel leuk dat Rinus Israel het goed doet, Theo Vonk doet het ook niet slecht, dat is een teken dal die ex-voetballers kwaliteiten hebben. Ik heb ook kwaliteiten als trainer, dat heb ik bij San Jose Earthquakes en Tulsa Roughnecks bewezen.’
‘Een aantal zakenmensen is momenteel bezig om weer een voetbalclub in Los Angeles te starten, er is hier nu alleen een club die deelneemt aan de zaalcompetitie. Die mensen die nu opnieuw willen beginnen, hebben al twee gesprekken met mij gehad. Ze willen mij als trainer, dat zou geweldig zijn. Hier is mijn carrière belangrijk, zestig interlands, jaren topvoetbal, twee WK-finales. In Nederland roepen ze meteen dat ik slechts een C-diploma heb.’
WIM DE TRAINER
‘Als trainer ben ik niet zo’n gezellige jongen. Van Rinus Michels heb ik geleerd dat je niet te dicht bij de spelers moet staan. Je moet afstand bewaren en de baas blijven. Ik ging dan ook nooit met mijn spelers op stap. Toen Tulsa Roughnecks werd opgeheven, nodigden de spelers mij uit. Ze hadden afgesproken de trainer onder de tafel te zuipen. Dat hebben de heren geweten. De hele bende, Engelsen en leren, lag kotsend onder de tafel en ik stond kiplekker aan de bar en bestelde nog een whisky.’
‘Dat was trouwens een gedenkwaardige avond, want die avond ontmoette ik Terri. Ze deed in die nachtclub mee aan de Miss Tulsa-verkiezing. Toch goed dat ik niet dronken ben geworden.’
‘Ik word geen Amerikaan, ik ben Nederlander, daar ben ik trots op. Nee, ik mis hier niets, je kunt zelfs haring en paling krijgen. Ja, ik mis wel wat, ik mis de humor. Amerikanen hebben wel humor, maar mijn humor begrijpen ze niet. Momenteel studeer ik Spaans, dat is hier de tweede taal, je hebt zelfs Spaanstalige televisiestations. Je weet nooit waar het goed voor is, misschien kan ik nog eens in Mexico als trainer aan de slag.’
'Er komen hier veel cocaïnehandelaars, die gasten verdienen een vermogen, zij geven zo twintig dollar fooi. Vooral als ik avonddienst heb, vang ik veel fooien'
‘Een Nederlander moet zich alleen redden, de Engelsen, Joegoslaven en Mexicanen helpen elkaar, dat zijn kliekjes. Nederlanders niet, er zitten nog maar een paar Nederlanders in Amerika. Jan Goossen dus, Thomas Rongen zit in Chicago, Jan van Beveren in Dallas en Johan Neeskens in Kansas City. Wanneer die nieuwe club hier van de grond komt, haal ik wat Nederlanders. Maar wel jongens die willen werken. Ik ben bij Sparta ziek geworden van die jonge spelers die zeurden dat ze geremd werden in hun ontwikkeling, omdat ik op hun plaats speelde…’
‘Het voetbal komt echt van de grond in Amerika, je ziet nu overal kinderen voetballen. Onder de jeugd is voetbal de populairste sport, ook vrouwen spelen voetbal, omdat American football veel te hard is. Over een jaar of tien is voetbal een volwassen sport in Amerika.’
‘Voorlopig sta ik hier achter de bar. Het is een ruige tent, maar ik voel me er thuis. Vroeger liep ik in mijn blote kont over de bar, nu sta ik erachter. Er komen hier veel cocaïnehandelaars, die gasten verdienen een vermogen, zij geven zo twintig dollar fooi. Vooral als ik avonddienst heb, vang ik veel fooien. Het zijn aardige jongens, je moet alleen oppassen dat ze je niet als koerier gaan gebruiken. Gasten die zelf cocaïne gebruiken, en dat zijn er nogal wat, zijn gevaarlijk. Een stamgast, hij kwam hier bijna iedere dag, heeft onlangs vier mensen doodgeschoten.’
'Wanneer we avonddienst hebben achter de bar, staan we met een revolver op zak bier te tappen. Wanneer de kas vol is, kun je altijd een gewapende overval verwachten. We hebben slechts één opdracht: meteen schieten'
‘Ik houd niet van drugs, mijn vriendin heeft ook cocaïne gesnoven. Ik leef op mijn eigen energie, het liefst doe ik het nog vijf keer achter elkaar, ik heb die rommel niet nodig. Ik kan niet eens uitslapen. Wanneer ik wakker word, stap ik meteen uit mijn bed, het is zonde van je tijd om in bed te liggen. Als je dood bent, kun je nog lang genoeg slapen. Ik wil nog twintig jaar echt leven, dan ben ik zestig, dan ga ik het rustig aan doen. Dan ga ik lekker een borreltje drinken bij mijn oude vrienden, Piet Keizer, Dick van Dijk (in 1997 helaas overleden, red.), Johnny Rep, Ruud Krol en Jan Mulder.’
‘Het is alleen zo jammer dat Jan Mulder niet kan drinken. Ik ben eens in Baarn bij hem op bezoek geweest, we sloegen twintig glazen Irish coffee naar binnen. Hij werd zo dronken als een aap. Ik liep de volgende morgen weer voorop, maar Jan Mulder was ziek. Ruud Krol is ook een fijne gozer, hij gaf alleen nooit een rondje. Daarom is hij nu rijk en zit ik aan de grond. Maar ik red me er wel weer uit.’
‘Ik ga hier veel naar popconcerten, ik krijg altijd goede kaarten voor de eerste rij, omdat ik in het elftal van Rod Stewart speel. Hij woont hier en heeft een eigen elftal. Ik ben via George Best met hem in contact gekomen. Voor de wedstrijd komen we bij elkaar in dat prachtige huis van hem, hij kan trouwens aardig voetballen. Eerlijk gezegd lijkt het me fantastisch om zanger te zijn. Dan kun je je uiten, je kunt je gevoelens kwijt, je vreugde en je verdriet. Ik ben gek van Michael McDonald, dat vind ik een lekkere zanger.’
‘Nee, ik bemoei me niet met Nederlanders die hier wonen. Nederlanders zeuren zo, of ze bluffen of ze klagen, maar de sfeer is altijd vervelend. Er is hier een club voor Nederlanders, maar als je daar komt, hoor je de hele avond platen van de Selvera’s, daar heb ik geen trek in.’
‘De misdaad is hier wel een probleem. Ik heb met Peter Short gespeeld, een Engelse speler, hij is hier in downtown doodgeschoten. Wanneer we avonddienst hebben achter de bar, staan we met een revolver op zak bier te tappen. Wanneer de kas vol is, kun je altijd een gewapende overval verwachten. We hebben slechts één opdracht: meteen schieten. Als we hier binnen in de zaak iemand neerschieten is dat zelfverdediging. Buiten mag je wel een revolver dragen, maar dan moet je dat ding ontladen. Dus de volgende opdracht is dat we het slachtoffer meteen naar binnen moeten slepen in het geval we hem buiten hebben neergeschoten.’