Met een fluitconcert, op elk moment dat Ruud Gullit aan de bal kwam. Zo begon in september 1994 het gouden Europese seizoen van Ajax, dat uiteindelijk tot Champions League-winst leidde. De reden was niet dat hij domweg een van de elf van tegenstander AC Milan was, nee, Gullit was niets minder dan een landverrader.
Dat was althans de algehele gedachte die in Nederland heerste, en dus ook op de tribunes van het Olympisch Stadion van Amsterdam. Een paar maanden eerder was hij halverwege de voorbereiding op het WK in Amerika plotsklaps vertrokken bij de selectie van bondscoach Dick Advocaat. En nadat hij zijn eigen land in de steek had gelaten, had hij na de uitschakeling in de kwartfinale tegen Brazilië bovendien niet nagelaten felle kritiek te uiten op zijn voormalige strijdmakkers en met name De Kleine Generaal.
'Dit elftal had wereldkampioen kunnen worden. lk had wereldkampioen kunnen worden. Dat is niet gebeurd, dat is mijn grote frustratie'
Het vraaggesprek waarin hij dat deed, rond zijn terugkeer bij AC Milan na een jaartje Sampdoria, had plaats op Milanello, met VI’s Peter Wekking aan de andere kant van de tafel. Speciaal voor de VI PRO-serie Historische Interviews gaan we terug naar die tijd dat Ruud Gullit nog gewoon dreadlocks droeg en met zijn bijna 32 jaar nog volop werd aanbeden als superster in de Serie A. Al had hij zijn 66ste en laatste interland (tegen Schotland) inmiddels dus gespeeld. ‘Iedereen in Nederland is nu tevreden met een plaats bij de laatste acht van het WK. Nederland was een ronde verder dan vier jaar geleden en ook nog eens uitgeschakeld door de latere wereldkampioen. Iedereen content. Maar het stelt niets voor. Niets.’