De een debuteerde op 25-jarige leeftijd in Oranje, de ander speelde op zijn achttiende nog in de A1 van BVV Barendrecht. Marten de Roon (30) en Denzel Dumfries (25) zijn slechts twee voorbeelden van spelers die nooit als groot talent zijn beschouwd. Dat roept vanzelf de vraag op: wat is talent eigenlijk? Welke lessen zijn te trekken uit de verhalen van De Roon en Dumfries en die van bijvoorbeeld Sven Botman en Pascal Struijk?
BEOORDEEL TALENTEN OP HUN TALENT
Dik zeven jaar geleden stond in VI een interview met Marten de Roon. Hij was 23 jaar, aanvoerder van SC Heerenveen en kon de problemen binnen de club perfect verwoorden. In het gesprek ging het ook over zijn eigen ambities. Hij sprak uit dat hij nog een stap wilde maken, maar trapte tegelijkertijd op de rem. ‘Ik denk niet dat ik een Nederlandse topdrie-speler ben’, vond De Roon. Duitsland leek hem misschien wel wat. Hij had het idee dat in de Bundesliga nog wel waardering bestond het werk dat hij op het veld deed. ‘Hier wordt het nauwelijks gezien als je heel veel gaten dichtloopt en het vuile werk voor anderen opknapt. Maar zonder stofzuiger wordt het heel rommelig. Ik zie mezelf als meesterknecht. Doordat ik een bepaalde inzet heb, het niet erg vind dat metertje extra te lopen, kunnen anderen excelleren en wordt uiteindelijk het hele team beter. Mijn kracht is dat ik moet lopen en veel energie in een wedstrijd moet leggen om in mijn spel te komen.’