
In Balverliefd aandacht voor de gang van zaken achter de schermen van het voetbal en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze week over een Schotse voetballiefhebber die dankzij Fernando Ricksen een tweede thuis vond in Sittard.
Een druilerige donderdagmiddag in Glasgow. Sighthill, op de noordoever van de Clyde, is op het eerste gezicht sowieso geen oord om heel vrolijk van te worden. Smellhill was in de volksmond lang de naam voor de buurt, die geteisterd werd door de dampen van een chemische stortplaats. Grauwe woontorens en grootschalig heroïnegebruik maakten de reputatie van Sighthill er niet veel beter op. Maar een opknapbeurt van de gemeente heeft de leefbaarheid de laatste jaren opgekrikt.
Bod Tod is een tevreden wijkbewoner. Voor Ibrox, het stadion van Rangers FC, hoeft hij maar een kwartiertje in de metro. Zijn tweede lievelingsclub ligt iets verder van huis. ‘Maar de laatste jaren ben ik er wel vaker geweest’, zegt Tod, een man van 56 jaar met een bril, een baard en een buik die een voorliefde voor slecht eten en sloten bier verraadt. Hij draagt een voetbalshirt. Een doodnormale Schot dus, ogenschijnlijk.
Maar het shirt dat om zijn lijf knelt, werd een jaar of vijf geleden gedragen door Fortuna Sittard. Tod heeft een stapel tenues van de Limburgse club in huis. Hij heeft ze niet voor de sier. ‘Ik draag ze gewoon op straat en naar mijn werk’, zegt de bedrijfsleider van een supermarkt. Mensen die hem niet beter kennen, kijken nog weleens vragend naar het logo op zijn borst. En dan vertelt Tod, vol vuur, over het clubje in het zuiden van Nederland dat zijn hart heeft gestolen. ‘Ik hou van Fortuna, ben trots op Fortuna. En ik heb al heel wat mensen in Schotland enthousiast gemaakt voor Fortuna. Het is Rangers in het klein. Een club van het volk, een club van vechten. Een club die is opgestaan uit de dood.’