Wesley Sneijder stopt als international van het Nederlands Elftal. Hij debuteerde vijftien jaar geleden bij Oranje en sprak afgelopen zomer met VI in aanloop naar het cruciale duel met Frankrijk over de voetbalwereld die om hem heen is veranderd. De wereld, het voetbal, de mentaliteit en de status van het Nederlands elftal. Overpeinzingen van een recordinternational. ‘De jeugd kijkt alleen maar naar een schermpje.’
Niet de allure van de Cote d’Azur of de felle zon in de altijd hemelsblauwe lucht, maar een derbystar die vanochtend zo soepel van voet tot voet ging, zorgde bij Wesley Sneijder voor een gelukzalig gevoel. ‘Die training deed me terug denken aan Ajax, aan het positiespel dat we daar vroeger altijd speelden, aan de intensiteit, de klasse, het echte en pure voetbal.’ Veel belangrijker nog: hij deed zelf mee. ‘Kleine ruimtes, oplossingen zien. Ik was er weer, hè. Dit is echt de enige reden dat ik voor Nice heb gekozen. Niet voor niets sprak ik voordat ik hier tekende uitgebreid met trainer Lucien Favre over hoe hij mijn rol zag in het spel van de ploeg. Vandaag zag ik meteen de hand van deze coach terug: alles met de bal, nieuwe, innovatieve oefeningen en de kwaliteit droop er vanaf. Na al die weken alleen trainen, maakte me dat eigenlijk wel ontzettend vrolijk.’
Wesley Sneijder bestelt een noisette, de Franse benaming voor de cortado die hij dronk in Spanje en de caffè macchiato in Milaan: een espresso met een klein scheutje opgeklopte melk. Hij zit er ontspannen bij vandaag, toch wel opvallend afgetraind voor een voetballer die wekenlang zichzelf maar fit moest zien te houden met hulp van een personal coach. Een slokje en een bekentenis: ‘Een kilootje eraf en ik zit alweer op mijn ideale gewicht. In deze temperatuur is dat overmorgen voor elkaar.’ Vervolgens een verwijt, of beter, een vraag: hoe het toch komt dat iedereen steeds twijfelt aan zijn fysieke gesteldheid? ‘Ik heb vierenhalf jaar in Turkije gespeeld en maar 28 wedstrijden gemist. Al ruim vijftien jaar zit ik bij Oranje, waarvoor je dan zo’n tien interlands per seizoen moet rekenen. Maak de som maar, dan kom je op 150 interlands. Trek daar de 131 wedstrijden van af die ik heb gespeeld en de uitkomst is dan dat ik er in al die jaren nog geen twintig heb gemist. En dan toch is er die discussie of ik wel fit ben. Zeg jij het maar. Natuurlijk heb ik zoals iedere speler blessures gehad, alleen: nooit lang. Even afkloppen, maar de zware kwetsuren zoals kruisbanden, breuken of wat dan ook, die zijn me bespaard gebleven. Als ik er even uit was, dan twee, drie weken. Nooit lang.’
Doet die beeldvorming je serieus iets? Over Dirk Kuijt, je generatiegenoot, zegt iedereen gelijk: ‘Die was altijd topfit.’