Achttien jaar en twintig dagen zaten er tussen zijn 39ste en 40ste competitiewedstrijd voor Sevilla. Een eeuwigheid in het voetbal, een periode waarin generaties kwamen en ook weer gingen. Eén ding was níét veranderd bij zijn rentree in Andalusië: als Sergio Ramos naar rechts keek, keek hij steevast in de azuurblauwe ogen van zijn trouwe maatje Jesús Navas.
In aanloop naar de Champions League-clash in het Philips Stadion gaan de schijnwerpers als vanzelf richting de nummer 4 van de Andalusiërs. Weinig spelers in het voetbal met zoveel charisme als Sergio Ramos. Die in tegenstelling tot zijn (nagenoeg) even legendarische ploeggenoten van weleer bij Real Madrid en Spanje niet voor héél veel geld naar de woestijn verkaste (denk bijvoorbeeld aan Cristiano Ronaldo, Karim Benzema en Andrés Iniesta), maar besloot terug te keren in de armen van zijn eerste liefde. Die hem sinds De Breuk op 31 augustus 2005 toch herhaaldelijk tot het diepste van zijn ziel had gekwetst.
Wat bezielde hem?
PARA ABUELO
‘Ik was woedend. Door wat ze mijn familie hadden aangedaan.’ Met al die tattoo’s over zijn gehele lichaam lijkt het misschien dat Sergio Ramos een harnas onder zijn voetbaltenue draagt, de werkelijkheid is anders. Vanaf het moment dat hij als jeugdig talent voor veel geld aan Real Madrid werd verkocht op de laatste dag van augustus 2005, huilde zijn hart minstens twee keer per jaar.
Als je de foto’s van zijn eerste seizoen in Madrileense dienst terugziet, dan is de glimlach bijna niet van zijn gezicht af te slaan. De druk van duurste Spaanse speler aller tijden deed hem weinig, hij was grotendeels zijn passionele, heerlijk bruisende zelf. Hij hield zich ogenschijnlijk moeiteloos staande tussen Galácticos als Ronaldo, Zinedine Zidane, Raúl, Roberto Carlos, Guti, David Beckham en Iker Casillas. Hij proefde met smaak van de Champions League en haalde de halve finale van de Copa del Rey. Maar in de laatste wedstrijd van het seizoen stak een storm op die niet meer ging liggen.
Alsof hij in het Coliseum stond en ze zojuist de leeuwen hadden losgelaten. Overal om hem heen wensten mensen hem dood. En niet zomaar mensen, zíjn mensen
En hem bij tijd en wijle hevig aan het wankelen kreeg.