Tijdens de Fluwelen Revolutie bij Ajax was Keje Molenaar de raadsman van Johan Cruijff. In zijn biografie blikt hij terug op de harde strijd die moest worden gevoerd en de slachtoffers die zijn gevallen. Een samenvatting.
Op donderdag 10 februari 2011 laat Ajax via een persbericht weten dat Johan Cruijff officieel terugkeert. Deze keer niet formeel als adviseur, maar als voorzitter van de in het leven geroepen klankbordgroep technische zaken. Hij presenteert onder meer – in samenwerking met Wim Jonk, Dennis Bergkamp en looptrainer Ruben Jongkind – een rapport dat in de volksmond al snel Het Plan Cruijff zal worden genoemd.
Kort daarop wordt bekend dat Jonk en Bergkamp samen met hoofdtrainer Frank de Boer het zogeheten Technisch Hart gaan vormen. Op 30 maart kondigen het bestuur – onder leiding van Uri Coronel – en de raad van commissarissen officieel aan plaats te zullen maken. Op 17 april doet algemeen directeur Rik van den Boog hetzelfde. Hij zal per 1 juni weg zijn.
‘Er bestaat een groot misverstand over de bedoelingen van Johan’, zegt Keje Molenaar acht jaar later. ‘Veel mensen veronderstelden dat hij die club wel even ging leiden. Daar was het hem helemaal niet om te doen. Hij wilde alleen maar dat het voetbal weer de hoofdmoot zou worden in de opleiding. Dat was zijn stokpaardje. Het eerste elftal, het bestuur, Martin Jol, Rik van den Boog… Daar lag zijn focus niet. Die mannen konden wat hem betreft ook allemaal blijven zitten. De focus lag op talentvolle jeugd en dus op De Toekomst. En die afdeling wilde hij, logischerwijs, bemannen met oud-voetballers en enkele specialisten. “Geef mij de sleutel”, zei hij, “en ik zorg met Jonk, Bergkamp, Jongkind en de rest dat we weer een opleiding krijgen waar je een puntje aan kunt zuigen”. Het Plan Cruijff. Een nieuwe, frisse kijk op het jeugdvoetbal. Vrijwel iedereen juichte die ontwikkeling toe. En op een gegeven moment kwamen er talenten door. Matthijs de Ligt, Appie Nouri, Justin Kluivert, Frenkie de Jong… Dit, en niets anders, was de intentie van Johan.’