De huidige topdrie van Nederland presenteerde vorige week uitstekende jaarcijfers. De clubs zijn gezond en maken winst. Maar duidelijk is ook dat de UEFA-gelden een wel heel dominante rol spelen en dat de Eredivisie een probleem heeft: hoe blijft de competitie op termijn aantrekkelijk en spannend?
In het wielrennen hadden ze er jarenlang een mooie term voor. Fietsen op twee snelheden. Mét doping en zónder doping. Hetzelfde geldt nu voor de Eredivisie, waar clubs die financiële anabolen in de vorm van UEFA-premies krijgen toegediend, een gigantisch overwicht afdwingen. Vorige week maakten Ajax, PSV en AZ hun jaarcijfers bekend. Stuk voor stuk noteerden ze prima resultaten. PSV liet met 97 miljoen een fraai omzetrecord aantekenen. Toch lijken de kansen op een kampioenschap niet groter te worden, want het was nog niet de helft van de omzet die Ajax behaalde. Voor het eerst in de historie benaderden de Amsterdammers de grens van tweehonderd miljoen. Dat was uiteraard te danken aan het sensationele seizoen in de Champions League. Alleen al met UEFA-bonussen (78 miljoen) kwam de kampioen in de buurt van de totale omzet van de vice-kampioen.
AZ, uitdager van de toptwee, was vorig jaar verstoken van Europees voetbal en bleef steken op 25 miljoen euro. Daarmee waren de Alkmaarders acht keer zo klein als Ajax. Nog nooit was het gat tussen top en subtop zo groot. Ook bij PSV was de groei ten opzichte van een jaar eerder bijna volledig terug te voeren op deelname aan de Champions League, die 29 miljoen opleverde, meer dan de totale inkomsten van AZ. Daarmee heeft de UEFA met zijn riante premiestelsel een wel heel grote impact op de beperkte Eredivisie-economie, die ten opzichte van andere landen slechts matig groeit. Dat komt vooral door het langlopende tv-contract met FOX (tot 2025), dat vergeleken met het Europese geweld maar een fooi oplevert. ‘We zitten in Nederland in een heel kleine markt’, zegt PSV-directeur Toon Gerbrands. ‘Champions League spelen en de transfermarkt die in een paar jaar tijd is verdubbeld; alleen daarmee kun je nog de echt grote klappers maken.’