Piet Schrijvers trok never nooit zijn been of handen terug
© VI
PRO

Piet Schrijvers trok never nooit zijn been of handen terug

Aanvallers stonden er bepaald niet om te springen om in een een-tegen-een-gevecht met Piet Schrijvers verzeild te raken. Weinig keepers die zich zo op of voor een bal konden werpen als hij. De voormalige Beer van De Meer, die woensdag op 75-jarige leeftijd overleed, was een (doel)man zonder vrees. Maar Schrijvers zelf moest minstens zo vaak wonden likken.

Vanwege het overlijden van Piet Schrijvers bieden we dit PRO-artikel gratis aan.

Speciaal voor VI liet hij een paar jaar geleden zijn belangrijkste gereedschappen van toen fotograferen. De zeventiger vouwde zijn rechtervingers om zijn linkerpink en trok de bovenste twee kootjes negentig graden naar buiten. Toen deed hij hetzelfde met zijn rechterpink. Hij haalde zijn schouders op, lachtte laconiek en liet zijn enorme handen op tafel rusten. ‘Uit de kom, gebroken, weer uit de kom. Ik ben de tel kwijt.’

De 46-voudig international legde uit hoe hij met al dat ongemak trachtte om te gaan gedurende zijn ruim twee decennia durende loopbaan. ‘Ik tapete de pink aan de ringvinger, maar in mijn tijd had je je pink toch weer nodig in de wedstrijd. Er waren nog geen handschoenen met vier vingergaten, dus moest dat tapeje weer los. Echt genezen doet dat natuurlijk nooit. Och… Moet je luisteren: in onze tijd moest je nog gewoon werken naast het voetballen. Ik heb een tijdje op de bouw gestaan. Dan schuurde er weleens wat langs je hand. Daar sta je dan toch effe bij stil. Maar dat was toen gewoon zo.’

'Met de blote handen keepen was het lekkerste. Natuurlijk! De handen zijn werkstukken voor een keeper. Je gereedschap. Je vóélde de bal'

Het liefste keepte de oud-doelman van onder meer Ajax en FC Twente zonder handschoenen. ‘Met de blote handen keepen was het lekkerste. Natuurlijk! De handen zijn werkstukken voor een keeper. Je gereedschap. Je vóélde de bal. Maar bij nat weer… Als zo’n leren bal twee keer door een plas was gerold, was-ie twee keer zo zwaar. Dan waren er gasten bij die hun kop introkken, hoor. Als ik nú weer zou moeten keepen met zo’n bal, zal ik toch moeten nadenken hoe ik dat toen deed; ik had daar een techniek voor. Zorgen dat-ie niet… en knák.’ Schrijvers trok zijn pink opnieuw in diezelfde onmogelijke hoek.

Zijn eerste paar handschoenen kreeg hij van een vriend. ‘Die zat in militaire dienst. Keepte ik met van die groene handschoenen. Maar ook dan gold: leuk en wel als het droog was. Bij regen werden die dingen glad. Dus wat deed ik? We gingen weleens tafeltennissen en als niemand keek, griste ik dat vilt van het batje. Die ribbeltjes liet ik mijn moeder aan de binnenkant van mijn militaire handschoenen naaien. Die gasten van nu kennen niet anders, maar natúúrlijk zouden ze nog zonder handschoenen moeten kunnen keepen. Zo’n schuimlaag is leuk en wel, je pakt de bal, maar je vóélt ’m niet.’

© VI
© VI

Naast het portret van zijn handen tekende Hans van Echtelt eerder al eens het verhaal van zijn carrière op voor VI. Dat ging zo:

De entree van Piet Schrijvers in het betaalde voetbal begint uiterst turbulent. Bijna moet zelfs de hoogste instantie van de KNVB ingrijpen om een conflict tussen ’t Gooi en HVC op te lossen. Wat is het geval?

Op donderdag 25 juli 1963 heeft de dan pas zestienjarige doelman van amateurclub SEC een gesprek met bestuurslid Prins van de Hilversumse profclub ’t Gooi. Deze schrijft het volgende in het clubblad over die ontmoeting. ‘Ik trof Pietje op deze mooie zomerdag aan in de tuin van het ouderlijk huis, bezig met een windbuks en schietschijf. Ik had deze knaap nog nooit ontmoet, maar vond deze uiting van jachtinstinct een plezierige zaak. Daarna heb ik met hem en zijn moeder binnenshuis een kopje thee gedronken. Toen ik het doel van mijn bezoek bekendmaakte, werd het even stil in Huize Schrijvers. Pietje was immers opgegroeid in de jeugd van SEC, zijn vader trainde er de junioren en de band met deze Soester club was dus uitermate hecht. Voor mij dus lastig om een verkooppraatje te houden, maar toch nodigde ik hem uit een dag later onder leiding van onze oefenmeester Ron Dellow een proeftraining af te leggen. Zo geschiedde. Na afloop heb ik de heer Schrijvers, die ook aanwezig was, en zijn zoon een jeugdcontract aangeboden en de papieren overhandigd. Ik verzocht hen de eerstkomende maandag contact met ons op te nemen om op dezelfde avond de zaak af te ronden.’

Hoe anders zou het vervolg zijn. Niet ’t Gooi, maar het Amersfoortse HVC wordt de nieuwe club van het jonge Soester keeperstalent. Schrijvers vertelt, 44 jaar later, het volgende verhaal: ‘Voor mij was sportpark Birkhoven vanuit Soest qua reisafstand natuurlijk een stuk aantrekkelijker dan Hilversum. Maar door een tip van de bekende scout Evert Sterk werd ik het eerst door die Hilversumse club benaderd. Hij zag me in actie op een toernooi voor junioren bij Victoria, waar ik blijkbaar een goede indruk maakte. Eerlijk gezegd kwam die interesse van ’t Gooi mijn vader en mezelf wel goed uit, want daardoor werd ook HVC wakkergeschud. Ik was nog niet zo lang bij die club toen de eerste doelman Teus Heitman aan zijn schouder geblesseerd raakte. Nummer twee Pierre Stevenaart – onderwijzer van beroep – maakte tegen Leeuwarden een paar ketsers. Toen werd ik als jochie meteen voor de leeuwen gegooid.’

'Je zou kunnen zeggen dat ik altijd maar één doel voor ogen had: keeper worden'

Bij HVC staat Schrijvers meteen zijn mannetje, zoals zo vaak in zijn indrukwekkende loopbaan. Op 15 september 1963 is het zover. Uitgerekend tegen ’t Gooi debuteert de jonge leerling-metselaar, zestien jaar oud pas. ‘Een uiterst beladen wedstrijd, want die club had het mij en vooral mijn vader niet in dank afgenomen dat we toch voor HVC hadden gekozen na ons gesprek in Hilversum. Zelfs het bestuur van de KNVB is toen ingeschakeld, maar de overschrijving kon niet worden geblokkeerd omdat er niets onreglementairs was voorgevallen.’

Er is ook nog even contact tussen het toenmalige HVC-bestuurslid (en latere KNVB-bestuurder) Jacques Hogewoning en KNVB-voorzitter Wim Burgwal over die affaire, maar uiteindelijk is Schrijvers speelgerechtigd. ‘We verloren trouwens thuis met 3-2 van ’t Gooi, dus die sportieve revanche hebben ze gekregen. Toch kreeg ik positieve kritieken en werd vooral het accent gelegd op het feit dat nooit eerder een jochie van zestien in het betaalde voetbal had gedebuteerd. Mijn ouders hebben alle verslagen uit die periode uit de regionale dagbladen verzameld. Leuk om dat allemaal weer eens terug te lezen. En dan vooral al die ophef rond mijn eerste contract.’

In feite begint de voetballoopbaan van Schrijvers in de Utrechtse wijk Hoograven, waar zijn vader een baan heeft in de houthandel. Piet is het nakomertje dat samen met zijn twee oudere zussen geniet van een vrijwel zorgeloze jeugd. Voetbal speelt al vanaf het prille begin een belangrijke rol, want kleine Piet wordt door zijn vader meegenomen naar het veld van buurtclub RUC, waar hij als negenjarige al in de competitie mag meedoen. Of liever gezegd: keepen. ‘Eigenlijk een jaar te vroeg, maar daar letten ze niet zo op, zeker omdat mijn vader Peter vice-voorzitter van de club was. En ik wilde meteen in doel staan, iets anders heb ik nooit overwogen. Je zou kunnen zeggen dat ik altijd maar één doel voor ogen had: keeper worden.’

Zijn moeder Maria heeft al eerder te maken met de gevolgen van de grote hartstocht van kleine Piet. Als jochie van vier komt hij al thuis met schaafwonden op zijn knie als gevolg van het keepen. Naast het huis van de familie Schrijvers staat een houtwerf. Wanneer het schafttijd is, wordt daar dagelijks een balletje getrapt door de arbeiders. Piet van vier wordt vaak naar buiten geroepen om tussen de palen te gaan staan en duikt op de harde stenen naar iedere bal. Zijn moeder staat doodsangsten uit dat haar zoon nog eens met een gebroken been zal thuiskomen. Schrijvers, laconiek: ‘Maar toen wist ik al precies in welke hoek ik moest duiken om een doelpunt te voorkomen. Daar is de basis gelegd voor mijn verdere loopbaan.’

© VI

In die beginperiode ontwaakt bij de jonge Schrijvers ook het gevoel dat hij later profvoetballer wil worden. ‘Ik mocht een keer met de jeugd van RUC een voorwedstrijd spelen bij Elinkwijk, ik geloof tegen Ajax. Veel publiek op de tribune, op Zuilen zaten de mensen zelfs in de bomen om maar bij de thuiswedstrijden te kunnen zijn. Dat kwam vooral omdat de eerste Surinamers in het Nederlandse profvoetbal bij die club speelden. Ik heb zowel Humphrey Mijnals als Michel Kruin toen in actie gezien. Een geweldige ervaring, ik mocht tijdens de wedstrijd op een bankje naast het veld zitten en kon die donkere jongens letterlijk aanraken. Ook ben ik nog met mijn vader naar profclub Utrecht geweest. Die club werd niet erkend door de KNVB en was besmet verklaard. Ze speelden niet in het stadion, maar op het veld van mijn club RUC die daardoor toen tijdelijk moest uitwijken. Toen heb ik spelers als Louis van den Bogert, Wim de Jongh en Cor Luiten van dichtbij bezig gezien, een geweldige ervaring. Ze kregen geld voor hun hobby, zo hoorde ik. Dat klonk me allemaal als muziek in de oren, dat wilde ik ook.’

Omdat vader Schrijvers last krijgt van zijn elleboog en een andere baan moet zoeken, verhuist het gezin Schrijvers van Utrecht naar Soest. Piet wordt meteen aangemeld bij de plaatselijke vereniging SEC, waar zijn vader bestuurslid en jeugdleider wordt. Het veld van die club ligt aan de Bosstraat, op een steenworp afstand van het ouderlijk huis van de familie Schrijvers. Piet moet aanvankelijk genoegen nemen met een plaatsje in de bescheiden D3. ‘In de D2 stond het zoontje van de secretaris in doel, in de D1 het neefje van de jeugdvoorzitter. Maar binnen de kortste keren kwam ik in de C1, hoewel ik daar eigenlijk te jong voor was. Ook de senioren kregen me in de gaten, want ik moest op het einde van dat seizoen ineens invallen in het tweede, dat op degraderen stond. Dat ging goed, de ploeg handhaafde zich. Maar toen ook het eerste keepersproblemen kreeg en tegen het juist uit het profvoetbal teruggekeerde Zeist punten moest pakken, werd ik ook daar tijdelijk ingelijfd. Zo rolde het balletje steeds verder en kwamen de scouts van ’t Gooi me op het spoor.’

'Op een fatale dag werd ik geschept op de Amsteldijk door een busje met caravan dat geen voorrang gaf. Het gevolg: drie gebroken wervels. Het scheelde weinig of ik zou totaal verlamd zijn geweest'

Zijn loopbaan loopt vervolgens via SEC naar HVC en leidt tot interesse van de kant van de befaamde Amsterdamse profclub DWS. De club van voorzitter Henk Solleveld maakt in de jaren zestig furore door als eerste Nederlandse club met fullprofs aan de slag te gaan. Schrijvers: ‘Ik had hun doelman Jan Jongbloed al eerder in actie gezien op Sportpark Birkhoven, hij maakte toen tegen HVC al een enorme indruk op me. Lenig als een kat. En nu moest ik op termijn zijn concurrent worden. Samen met mijn vader keek ik als jochie altijd naar Sport in Beeld en dan vooral naar de doelmannen Piet Lagarde, Eddy Pieters Graafland, Pim Doesburg, Peter van der Merwe en natuurlijk Jongbloed. Mijn vader merkte dan nog weleens op: “Zo had jij het vanmiddag ook moeten doen”. Van zijn wijze lessen heb ik heel wat opgestoken, zodat ik ook al snel bij de nationale jeugdselectie werd gekozen. Samen met de toen pas zestienjarige Johan Cruijff, Wimpie Jansen, Eddy van der Roer, Eddy Achterberg, Barry Hulshoff, Willy van der Kuijlen en Wimpie Jonk. Elek Schwartz was onze trainer en hij gaf me meteen vertrouwen. Met mijn 1 meter 81 meter en mijn schoenmaat 47 maakte ik natuurlijk in fysiek opzicht toen al enige indruk op trainers en medespelers.’

Piet Schrijvers stopt zodra hij zijn contract bij DWS heeft getekend prompt met zijn MULO-opleiding en arriveert als groentje in de grote stad Amsterdam. Daar ontfermt eerste keeper Jan Jongbloed zich vaderlijk over hem. ‘Tussen ons klikte het, hij leerde mij de kneepjes van het vak. Jan had natuurlijk ook nooit gedacht dat hij zo snel door mij zou worden gepasseerd. Voor het eerst in mijn leven werd ik fullprof. Ik verdiende negenduizend gulden per seizoen, exclusief onkosten en premies. Een vermogen in mijn ogen. Soms trainden we twee keer per dag, heel vooruitstrevend voor die tijd. Ik pakte de trein uit Amersfoort naar Utrecht en stapte daar in de grote wagen van Mosje Temming en Frans Geurtsen. Mijn vader heeft mijn debuut in het eerste van DWS gelukkig nog net meegemaakt. Ik had intussen zelf mijn rijbewijs gehaald en werd op een fatale dag geschept op de Amsteldijk door een busje met caravan dat geen voorrang gaf. Het gevolg: drie gebroken wervels. Het scheelde weinig of ik zou totaal verlamd zijn geweest. Twintig weken heb een korset moeten dragen. Het duel met Leeds United om de Jaarbeursstedenbeker in oktober 1966 was de laatste wedstrijd die mijn vader mocht meemaken. Hij overleed twee dagen daarna door een tumor aan zijn longen. Vlak na zijn dood moest ik met Jong Oranje tegen de Sovjet-Unie spelen. Ik wilde eigenlijk niet, maar mijn vader had op zijn sterfbed tegen m’n moeder gezegd dat “Piet per se die woensdag moest meevoetballen”. En dat gebeurde.’

© VI

Aan het einde van het derde seizoen van Schrijvers in Amsterdam vertrekt voorzitter Henk Solleveld (‘een eerlijke man die me naar Amsterdam had gehaald’) en hij maakt plaats voor Dé Stoop (‘koel en zakelijk’). Schrijvers: ‘Mijn contract liep af, FC Twente toonde interesse. Dat was een echte vriendenclub, maar nog niet professioneel genoeg om de absolute top in Nederland te halen. Op de beslissende momenten lieten we het afweten, zeker buitenshuis. Als we Deventer waren gepasseerd, stonden we al met 1-0 achter, bij wijze van spreken. Toch heb ik er zes mooie jaren gehad, jammer dat het nooit met een landstitel bekroond is.’ In 1969 lijkt FC Twente al om het kampioenschap te kunnen gaan spelen. Het is het seizoen van de legendarische misser van Eddy Achterberg, die tegen Ajax voor een leeg doel – doelman Gert Bals was al gepasseerd – de bal naast schiet. De Amsterdammers gaan alsnog met de eer strijken. Piet: ‘Toch is De Keu nooit afgerekend op die blunder. Hij was enorm populair in Enschede en omgeving. Zelf mocht ik ook niet mopperen. Er was ook een fanclub voor me: Nummer Zeven, mijn toenmalige rugnummer. In 1974 eindigden we met FC Twente zelfs op de tweede plaats, vlak achter kampioen Feyenoord. Toen hadden we de titel moeten pakken.’

Het komt er niet van en Schrijvers maakt een stapje hogerop om alsnog zijn ultieme doel, een landskampioenschap, te bereiken. Namens Ajax toont trainer George Knobel belangstelling voor de FC Twente-doelman, die wel oren heeft naar een overstap. Hij moet de opvolger worden van Heinz Stuy. De Tukkers doen moeilijk en wijzen de doelman op het contract dat hij namens de club zou ondertekenen. Maar het aanbod van FC Twente geldt echter slechts tot 1 januari 1974 en die termijn is in februari verlopen. De aanvankelijk nogal moeizame onderhandelingen met Ajax resulteren uiteindelijk in een driejarige overeenkomst. Schrijvers wordt een boegbeeld van de club en krijgt de bijnaam De Beer van De Meer. Hij behaalt met de Amsterdammers liefst vijf landstitels, de prijs waarvoor hij met FC Twente steeds vergeefs streed. ‘Ik had weer een doel bereikt in mijn leven; de top van Nederland. Toen ik op 1 september 1974 tegen Excelsior debuteerde met Ajax, moest ik weer even terugdenken aan de woorden van mijn vader. Dat ik de top zou kunnen bereiken, als ik maar bereid was dat doel voor ogen te houden. Jammer dat hij die ontwikkeling niet heeft mogen meemaken.’

'Heel veel dingen uit mijn voetballoopbaan ben ik vergeten. Die opbeurende woorden van mijn vader heb ik altijd onthouden'

Op 14 mei 1983 wordt de periode-Ajax van Schrijvers afgesloten met de thuiswedstrijd tegen Fortuna Sittard. De Amsterdammers nemen die dag ook afscheid van Johan Cruijff en Søren Lerby en behalen een even bizarre als vermakelijke 6-5 overwinning op de Limburgers. Schrijvers besluit zijn loopbaan af te bouwen bij PEC Zwolle. De routinier kan bogen op een indrukwekkende staat van dienst, hij die al als jochie van vier tussen de palen stond in de Utrechtse wijk Hoograven. Hij heeft alles meegemaakt. In totaal komt Schrijvers tussen 1971 en 1984 tot 46 duels in Oranje, hij is onder meer aanwezig tijdens de WK’s van 1974 en 1978 en de EK’s van 1976 en 1980. Daarnaast speelt hij liefst 64 Europa Cup-duels: 38 voor Ajax, drie voor DWS en 23 voor FC Twente.

De doelman heeft slechts één kanttekening: ‘Eigenlijk heb ik te weinig interlands gespeeld, en daarnaast heb ik helaas ook nooit een grote prijs gewonnen met Oranje. De andere kant van de medaille is dat ik vier grote toernooien mocht meemaken. En wie kan me dat nazeggen?’ Bij zijn afscheidswedstrijd in het voorjaar van 1985 in Zwolle zijn alle grote namen uit de nationale voetballerij van de partij. Schrijvers: ‘Dat heb ik toch een blijk van erkenning gevonden, die grote opkomst.’

© VI

Het gesprek loopt ten einde, de plakboeken komen op tafel. Het meest vertederd kijkt Schrijvers naar het eerste boek met daarin het verslag van hoe alles ooit begon en waarin zijn vader als jeugdleider en later als raadgever een belangrijke rol speelt. De man die hem in zijn vrije tijd bij het Utrechtse RUC (Raven Unicel Combinatie) de eerste voetbalbeginselen leerde. De man die nooit te beroerd was voor vrijwilligerswerk, terwijl zijn vrouw zich in de kantine verdienstelijk maakte. De man ook die zijn zoon Piet troostte toen die in zijn eerste wedstrijd liefst tien keer werd gepasseerd. Schrijvers: ‘Dat was tegen Odin, bij de rust was het nog 1-1. Daarna kwam er een andere midvoor in bij de tegenpartij, die liefst acht ballen met een sierlijk boogje over mij heen schoot. Na afloop wilde ik die jongen zelfs te lijf gaan, maar mijn vader hield me tegen. “Piet, soms heb je echte talenten tegenover je staan en dit was er zo een. Jij stond in een te groot doel en daarvan heeft hij geprofiteerd. Maar de lage ballen heb je allemaal gehouden. En daar gaat het om”. Heel veel dingen uit mijn voetballoopbaan ben ik vergeten. Die opbeurende woorden heb ik altijd onthouden. Mijn vader ben ik daar altijd dankbaar voor gebleven…’