Hij is samen met Ronald Koeman de enige Nederlandse (top)voetballer die voor zowel Ajax, Feyenoord als PSV uitkwam en had daarnaast een ongekende hoeveel kruit in zijn voeten en hoofd. De deze zaterdag op 75-jarige leeftijd overleden Ruud Geels was liefst vijf keer topscorer van de vaderlandse Eredivisie.
Wie beelden van zijn mooiste momenten uit zijn loopbaan bekijkt, kan niet anders dan concluderen dat Ruud Geels als voetballer een absoluut fenomeen was. Johan Cruijff was een topspits, Marco van Basten evenzeer, maar als daadwerkelijke scherpschutter kende Geels – met name bij Ajax – zijn gelijke niet. 121 doelpunten in 131 competitiewedstrijden (!) gedurende vier seizoenen in Amsterdamse dienst is een ongekend moyenne. Schietend met links en rechts, ballen inschuivend, intikkend, en vooral scorend met het hoofd, veelal dankzij de ragfijne voorzetten van Gerrie Mühren komen op het schijfje met de toepasselijke titel Altijd raak de meest wonderlijke treffers langs.
‘Vroeger in mijn eerste jaren bij Telstar hadden we zo’n ouderwetse Engelse kopgalg’, vertelde Geels, ‘daarmee was ik dagenlang aan het oefenen en heb ik vooral goed timen geleerd. Je moet altijd een tel eerder zijn dan je tegenstander.’
Geels was in zijn jonge jaren tevens een begenadigd catcher (achtervanger) in het honk/softbal bij het Haarlemse DSS. Mogelijk dat ook daar zijn gevoel voor timing en lichaamscoördinatie is ontwikkeld, aangezien de catcher een belangrijke strategische rol speelt bij Amerika’s volkssport nummer één. ‘Zou kunnen, tot op de dag van vandaag ben ik nog altijd een hartstochtelijk honkbalfan’, vertelde Geels, wiens dochters Chantal en Luciène op hoog niveau softbal speelden, de laatste zelfs als lid van de nationale ploeg tijdens de Olympische Zomerspelen in Atlanta in 1996.
'Ernst Happel heeft nooit een woord met me gewisseld. En me dus ook niet verteld waarom ik moest thuisblijven en hij maar zestien spelers meenam naar de finale in Milaan. Ik was totaal verbluft'
Eenmaal in het bezit van zijn eerste jeugdcontract bij Telstar in IJmuiden (1965) ging het snel met de talentvolle spits, die goede herinneringen bewaarde aan zijn vroege voetbaljaren. ‘Ik volgde een opleiding tot schilder, maar mocht als tiener ook meetrainen met het eerste team van Telstar onder leiding van Jack Mansell. Voor die tijd was het vooral spelen op straat. Ik was een waar product van het straatvoetbal. Meestal speelden we met een tennisballetje, want als je daarmee kunt voetballen, kun je met elke bal overweg. Tijdens de wintermaanden was ik ook bijna elke dag te vinden in de sportzaal van school. Dan zetten we aan beide kanten van de zaal twee banken in een V-vorm neer en op drie plekken een paaltje, dat je moest omschieten. Het zogenaamde paaltjesvoetbal en drie-tegen-drie. Daarvan kreeg je een geweldig zuivere trap.’
Al op zeventienjarige leeftijd (februari 1966) maakte Ruud Geels zijn debuut in het eerste elftal van Telstar. Trainer Oliver Gaspar stuurde hem in De Kuip tegen Feyenoord het veld in. Telstar verloor met 2-1, maar Ruud Geels maakte dermate indruk op zijn tegenspelers, dat Feyenoord-voorstopper Hans Kraay senior zijn bestuur adviseerde de jonge spits zo snel mogelijk vast te leggen. Al enkele maanden later was het zover, want in juli van datzelfde jaar tekende Geels een driejarig contract in Rotterdam. Telstar ontving een transfervergoeding van 130 duizend gulden, Ruud Geels was daarmee meteen de jongste aankoop van Feyenoord, de duurste jeugdspeler van Nederland en de jongste van alle Eredivisie-spelers.
‘Alles viel toen op zijn plaats’, herinnerde Geels zich vele jaren later. ‘Ik was een straatjongen en kwam terecht bij een straatclub, bij de noeste arbeiders. Feyenoord was destijds een van de beste clubs van Europa. Elke jonge voetballer wilde graag bij Feyenoord spelen. En ik werd ook goed opgevangen trouwens. In het begin zei ik nog meneer tegen Moulijn, maar die zei dan tegen mij: ‘’Je moet Coen zeggen Ruud’. Ik reed altijd mee met Rinus Israël, want wij kwamen tegelijkertijd naar Feyenoord, ik van Telstar en hij van DWS. Ik reisde altijd met de trein van Haarlem naar het Centraal Station in Amsterdam en vandaar reed ik dan met Rinus door naar Rotterdam.’
‘Achteraf beschouwd ging het misschien wel allemaal een beetje te snel in het begin. Feyenoord had een topteam met Rinus Israël, Theo Laseroms, Cor Veldhoen, Willem van Hanegem, Wim Jansen, Franz Hasil. Ove Kindvall was voorin mijn grote concurrent, daarom speelde ik destijds vaak aan de rechterkant. Maar de overgang was hoe dan ook groot. Binnen twee jaar zat ik van een amateur-Vierdeklasser bij een topclub als Feyenoord. Zo speelde ik voor honderd man en vervolgens ineens voor een volle Kuip met zestigduizend toeschouwers. Via de tunnel naar het veld lopen vond ik al een indrukwekkende belevenis. Het tochtje door de tunnel vond ik eigenlijk het mooiste van de hele wedstrijd. Ik was waarschijnlijk beter op het grote werk voorbereid geweest als ik nog twee jaar langer bij Telstar was gebleven.’
'Ik heb als Ajacied als een kluizenaar geleefd, vier jaar lang een groot deel van mijn leven opgeofferd. Ging nooit ergens heen'
Afgezien van de mooie ervaringen werd Ruud Geels bij Feyenoord op jonge leeftijd ook met een van de grootste teleurstellingen uit zijn loopbaan geconfronteerd. Toen de ploeg zich na een knappe Europese campagne begin mei 1970 opmaakte voor de Europa Cup-finale voor landskampioenen tegen Celtic in Milaan moest hij, nota bene als topscorer van het lopende Europa Cup-toernooi, van collega Guus Haak horen dat op het prikbord in de kleedkamer viel te lezen dat coach Ernst Happel voor hem geen plaats had ingeruimd in de selectie. Weliswaar was al bekend dat Geels aan het eind van het seizoen naar Go Ahead zou vertrekken, maar of dat de reden was van zijn verbanning bleef immer in het duister.
‘Happel heeft nooit een woord met me gewisseld. En me dus ook niet verteld waarom ik moest thuisblijven en hij maar zestien spelers meenam naar Milaan. Ik was totaal verbluft, heb drie dagen een vreselijke tijd doorgemaakt. Was ook niet te genieten. Ik heb de wedstrijd thuis op televisie moeten volgen, al heb ik hem af en toe wel even uitgezet. Veel vreemder nog was de ervaring de volgende dag toen ik met mijn vrouw en dochter van Hendrik-Ido-Ambacht naar Haarlem reisde. Moest ik nota bene omrijden. De politie had een aantal wegen afgezet omdat Feyenoord op vliegveld Zestienhoven arriveerde. Een drama. Ik was totaal geblokkeerd die dagen. Gek genoeg heb ik een aantal jaren later bij Club Brugge onder Happel nog heel goed gepresteerd, maar over dat voorval is nooit meer gesproken.’
‘Na dat seizoen ging ik dus naar Go Ahead. Barry Hughes, die trainer zou worden in Deventer, had me maanden eerder al gepolst. Hij was een man naar mijn hart door zijn aanpak en manier van coachen. Ik wilde bovendien weg bij Feyenoord, omdat ik daar niet echt een vaste plaats had. Ik had niet de indruk dat ik daar voor vol werd aangezien. Ik kon daar bij wijze van spreken zes keer per wedstrijd scoren en de week daarop zat ik gewoon weer op de reservebank.’
‘Ik werd geruild met verdediger Dick Schneider, al moest Go Ahead ook nog wel drie ton voor mij bijbetalen. Bij Go Ahead heb ik een geweldige tijd gehad, mede door Hughes. Met hem kon je lachen en huilen, goed over voetbal praten en tegen hem mocht je alles zeggen. Het was uniek welk elftal Hughes in zijn eerste seizoen op het veld durfde te zetten. Hij was een trainer die midden in de groep stond. We speelden in paarse shirts en paarse broek. Hughes wilde op een gegeven ogenblik zelfs het hele stadion paars laten schilderen. Puur op de Engelse toer. Dankzij hem kwam ik voetballend meer aan bod. De eerste twee maanden speelde ik teruggetrokken op het middenveld, daarna met Oeki Hoekema in de spits. Wij, allebei roodharig, zorgden voorin voor paniek.’
Geels vertrok op een vreemde manier bij Go Ahead, want nadat hij met zijn club het dat seizoen oppermachtige Ajax had verslagen (3-2, twee goals Geels), trok het Belgische Club Brugge aan de bel en was bereid 600 duizend gulden voor de spits te betalen. Beide clubs kwamen tot overeenstemming, maar hoewel er op dat moment nog vijf competitiewedstrijden te gaan waren, zou Geels niet meer in actie komen, bang als de Deventer club was dat de spits mogelijk geblesseerd raakte en daarom de transfer zou afketsen. ‘Ik had er al 21 gemaakt dat seizoen en met nog vijf wedstrijden te gaan was ik normaal gesproken toen al voor de eerste keer topscorer van Nederland geworden.’
Die titel zou Geels twee jaar later, na terugkeer uit België, alsnog ten deel vallen, want toen Ajax hem na het WK 1974 vastlegde, kwam de doelpuntenmachine pas echt op gang. ‘Dat begon al in de voorbereiding. Op het WK in Duitsland had ik geen minuut gespeeld, dus ik was zo gretig als een hongerig dier. Ik vrat het gras op. We speelden oefenwedstrijden tegen een aantal gerenommeerde clubs, zoals Barcelona, Athletic Bilbao en Hertha BSC en in twaalf oefenwedstrijden binnen een maand scoorde ik zeventien keer. Ja, je kunt wel zeggen dat Ajax destijds optimaal heeft geprofiteerd van het feit dat ik tijdens het WK niet in actie was gekomen. Dat eerste seizoen werd ik meteen topscorer van Nederland waarop prompt FC Köln op de stoep stond, dat bereid was 1,7 miljoen gulden te betalen.’
'Achteraf beschouwd had ik als voetballer misschien wat laconieker, wat makkelijker moeten zijn. Maar je bent zoals je bent'
Ajax liet zijn topschutter echter niet gaan. Trainer Hans Kraay vertrok uit Amsterdam en werd tijdelijk opgevolgd door Rinus Michels, die Geels eerder tijdens het WK geen minuut speeltijd had gegund, maar hem in november 1975 de wellicht beste wedstrijd uit zijn hele loopbaan zag spelen. ‘We wonnen met 6-0 van Feyenoord en ik maakte er vijf. Ze staan nog allemaal op mijn netvlies gebrand. In het begin van de wedstrijd kreeg ik een doodschop van Jan Everse. Ik barstte van de pijn, maar zijn schop gaf me zoveel morele kracht dat ik steeds beter ging spelen. Vlak voor rust maakte ik de openingstreffer en in de tweede helft werd het helemaal een Geels-show. Ongelooflijk. Uit alle situaties schoot of kopte ik de bal binnen. Overigens scoorde ik die middag eigenlijk zes keer, maar er werd ten onrechte een doelpunt afgekeurd wegens buitenspel. Mijn derde treffer, een kopbal, werd later uitgeroepen tot Doelpunt van het Jaar.’
Hoewel Ajax niet in zijn topjaren verkeerde en onder leiding van de Joegoslaaf Tomaslav Ivic aan een nieuwe ploeg bouwde, bleef Geels er lustig op los scoren. In zijn derde Ajax-seizoen kwam hij zelfs tot 34 goals waarna half Europa aan de lijn hing, terwijl ook PSV zich voor de eerste keer meldde. Maar alles had zijn prijs, zo bekende Geels. ‘Ik heb als Ajacied als een kluizenaar geleefd, vier jaar lang een groot deel van mijn leven opgeofferd. Ging nooit ergens heen, vanaf woensdag compleet gefocust op de volgende wedstrijd. Het was een stressvol bestaan. Ik dacht ook: Als je veel slaapt, verdwijnt de stress. Heb destijds zelfs yogalessen gevolgd om mijn ademhaling beter te regelen en de hartritmestoornissen, die zich hadden geopenbaard te laten verdwijnen. Soms durfde ik van de zenuwen niet te spelen, maar eenmaal op het veld verdwenen die. Ik scoorde toch wel en niet alleen met mijn hoofd. Ik schoot ze uit alle standen langs de keeper. Ik was gewoon een heel slimme specialist.’
‘Het mooiste is misschien nog wel dat ik die twintig jaar topvoetbal zonder schade heb overleefd. Geen kapotte knieën, geen zichtbare littekens. Terwijl ik, waar ik ook speelde, na elke wedstrijd, kapot was. Want overal was de druk groot. Je speelt toch altijd onder een bepaald soort stress en ik bleek daar nogal gevoelig voor. Anderzijds, mijn sterrenbeeld is leeuw en dat zijn vechters.’
‘Achteraf beschouwd had ik als voetballer misschien wat laconieker, wat makkelijker moeten zijn. Maar je bent zoals je bent. Ik was ontzettend gedreven, zonderde me af, heb mezelf veel dingen ontzegd, alles met het oog op de prestaties en het resultaat. Was ik wat vrijer in mijn doen en laten geweest en wat brutaler, dan had er als voetballer misschien nog wel meer in gezeten. Ik kan echter zeggen dat ik destijds aan alles heb beantwoord dat in mijn vermogen lag. Er alles voor over gehad en altijd waar voor mijn geld geleverd. Bij alle clubs waar ik heb gespeeld ben ik met open armen ontvangen en als ik wegging zeiden de jongens: "Fijn om met jou gespeeld en getraind te hebben en je als mens te hebben leren kennen". Ik was en ben een mensenmens.’
Na periodes bij Anderlecht, Sparta, PSV en NAC zette Geels op 35-jarige leeftijd een punt achter zijn loopbaan met meer dan driehonderd doelpunten. Om gewoon weer als schilder zijn dagen te vullen.