Het voetbalpensioen van Guus Hiddink (71) is nog lang niet in zicht. Met Jong China gaat de globetrotter zich proberen te plaatsen voor de Olympische Spelen van 2020 in Tokio. Tijdens een pitstop in Nederland vertelt Hiddink over zijn nieuwe avontuur. En laat hij zijn licht schijnen op Oranje, het Nederlandse voetbal en de KNVB.
Wat drijft u telkens opnieuw de woonkamer uit en het trainingsveld op?
‘Ik heb het thuis heel gezellig, laat dat duidelijk zijn. Maar het blijft zo ontzettend mooi in het voetbal actief te zijn. Vraag maar aan Dick Advocaat. Na mijn laatste periode bij Chelsea, in 2016, ben ik ook gewoon wedstrijden en trainingen van verschillende clubs blijven bezoeken. Omdat ik dat leuk en interessant vind. En toen kwam er vanuit China een mooi project op mijn pad. Lekker het veld weer op. Ik werk in tijdsblokken met een duidelijk doel: kwalificatie voor de Olympische Spelen in Tokio in 2020.’
Ze hadden bij de jacht op uw handtekening een lange adem in China?
‘Dat klopt. Vorig jaar speelde het al. De bedoeling was dat de olympische ploeg een seizoen in de Regionalliga in Duitsland zou gaan spelen. Met mij als coach. Dat Duitse project is uiteindelijk niet doorgegaan en daarmee leek ook mijn bijdrage van de baan. Maar de Chinese bond bleef me pushen. Ik heb wel enkele voorwaarden gesteld: ik wilde mijn eigen staf kunnen samenstellen en de spelers lange periodes tot mijn beschikking hebben. Daarnaast vroegen ze of ik wilde meedenken over het verbeteren van de Chinese trainersopleidingen. Die combinatie maakt het des te interessanter. In een immens land met grote voetbalambities.’
Weegt u de mensenrechtensituatie in China mee bij een dergelijke keuze?