Erik van der Meer (50) is oud-speler van FC Utrecht en tegenwoordig trainer van Honvéd. De roemruchte club waar legende Ferenc Puskás opgroeide, wordt nu geleid door een rijke Amerikaanse eigenaar en een Nederlandse avonturier in trainingspak. Op bezoek in Boedapest.
Het is een druilerige donderdagmorgen in Boedapest. Direct vanaf het vliegveld koerst de taxi richting het Bozsik Stadion, de thuishaven van Honvéd. De rit naar de wijk Kispest, het negentiende district van de Hongaarse hoofdstad, geeft een confronterende indruk van het leven hier. Kleine huizen, slechte wegen, leegstaande winkelpanden, gebogen lopende oude mannetjes met plastic tassen vol verzamelde lege flessen. De aanblik is armoedig, het voelt als dertig jaar terug in de tijd.
Aangekomen bij het hek van het terrein bellen we Erik van der Meer. ‘Loop maar door. Langs het stadion, aan het einde links de trap op’, gidst hij. Een portier schrikt wakker en steekt zijn hoofd buiten zijn hokje om het onaangekondigde bezoek tegen te houden. Een uitleg in het Engels heeft geen zin, het noemen van de naam van de trainer biedt uitkomst. Een knikje en we kunnen doorlopen. De contouren van het Bozsik Stadion doemen op. Wie veronderstelt dat de Amerikaanse eigenaar van de ooit zo roemrijke Hongaarse club een futuristisch complex uit de grond heeft gestampt, komt bedrogen uit. Het stadion ziet er gedateerd uit. Een vervallen oude bak, aftandse stoeltjes, toegangspoortjes in opperste staat van ontbinding. Verplichte kost voor stadionfetisjisten. Niets is modern, de tijd lijkt hier de laatste jaren stil te hebben gestaan.