De Verenigde Naties schaarden Mozambique afgelopen december bij de 45 minst ontwikkelde landen ter wereld. Niemand die daarvan opkeek. En in tegenstelling tot lotgenoten als Senegal, Mali en Zambia biedt zelfs de bal nauwelijks troost. Sterker: de verreweg populairste sport van het continent heeft juist voor frustratie gezorgd.
Het land aan de Indische Oceaan nam slechts viermaal eerder deel aan het toernooi om de Afrika Cup én verloor alle twaalf wedstrijden in de groepsfase. Doelcijfers: 4-26. Hoe anders had het kunnen lopen als Sporting-held Hilário, Belenenses-icoon Matateu, Benfica-legende Mário Coluna en met name de Ballon d’Or-winnaar van 1965, geboren en getogen in hoofdstad Maputo, zich gewoon in het rood-zwart van Mozambique hadden gehuld en niet in het rood-groen van Portugal. De kolonisator roofde niet alleen het goud en ivoor weg, maar ook de meest flonkerende voetbalparels.
In Eusébio’s geval letterlijk.
In aanloop naar hopelijk de eerste overwinning of minstens een gelijkspelletje op een eindtoernooi – de ogen zijn met name gericht op Atlético Madrid-verdediger Reinildo – een verhaal over de beste Afrikaanse voetballer aller tijden. Volgens Alfredo Di Stéfano zelfs de beste speler aller tijden. Die tien jaar geleden niet een koninklijke begrafenis kreeg in Maputo maar in Lissabon. En tot zijn dood niet decennialang ambassadeur was geweest van Mozambique, maar van Benfica en Portugal.
LISSABON, EIND DECEMBER 1960
Twee donkerbruine ogen kijken hem hoopvol aan als hij een verfrommeld briefje in zijn handen krijgt geduwd. Mário Coluna neemt de achttienjarige jongen die voor hem staat, eens goed in zich op. Afgetrapte sandalen, jasje vol kreukels en de stropdas in de verkeerde knoop. Maar een huidskleur als gloeiend koper en de kaaklijn van een Griekse god.
Dan vouwt O Monstro Sagrado, Het Heilige Monster, het papiertje open.