De Eredivisie-stand wordt deze interlandperiode bij sommige clubs met een grote glimlach bekeken. Andere ploegen zijn juist blij dat de ranglijst even niet in beeld is. Maar in hoeverre is in de eerste weken van het seizoen sprake geweest van overpresteren of onderpresteren? Dit is de stand op basis van de datamodellen, met vier opvallende uitschieters.
In een sport waar doelpunten schaars zijn, kan het verschil tussen winst en verlies worden bepaald door een moment van geluk of pech. Een bal op de paal in de blessuretijd van de WK-finale bijvoorbeeld. Of, iets minder extreem, een schot van afstand dat onderweg van richting wordt veranderd en daarmee een competitiewedstrijd beslist.
Die onvoorspelbaarheid maakt voetbal heerlijk om naar te kijken, maar de uitslag van een duel is niet altijd een goede afspiegeling van de verhoudingen op het veld. Zo domineerde Feyenoord in het openingsweekend van dit seizoen op eigen veld tegen Willem II, was de schotenverhouding 22-2, maar bleek één slippertje van doelman Timon Wellenreuther genoeg voor puntenverlies: 1-1.
Neem je de kwaliteit van de 24 schoten tijdens Feyenoord – Willem II in ogenschouw, dus de expected goals-waarde, dan kun je becijferen in hoeverre de remise terecht was. Dat doet databureau Opta door de wedstrijd op basis van al die kansen tienduizend keer te simuleren. Als de computer klaar is met tellen, dan komen er percentages uit rollen: in zo’n 82 procent van de simulaties hadden de Rotterdammers gewonnen, terwijl in slechts zestien procent van de gevallen een gelijkspel op het virtuele scorebord stond.