Peter Bosz deed na afloop van het Champions League-duel met Sporting een opmerkelijke uitspraak. ‘Ik heb eindelijk weer het PSV gezien, zoals ik het wil zien. En het is al 1 oktober’, sprak de coach zelfs met enige vorm van opluchting in zijn stem.
Bosz zei het terwijl zijn ploeg in de Eredivisie, met 21 punten, na zeven gewonnen wedstrijden waarin 25 keer werd gescoord, onbedreigd bovenaan staat. En toch was het een logische opmerking van de Apeldoorner.
Uiteraard was er bij Bosz ook teleurstelling over het resultaat. Het 1-1 gelijkspel tegen de Portugese topclub voelde voor alle PSV’ers toch een beetje als een verliespartij. En terecht. Want gezien de krachtsverhoudingen op het veld, maar vooral door de vele grote kansen had PSV niet alleen kunnen, maar zelfs gewoon móéten winnen. De Eindhovenaren voetbalden liefst achttien doelpogingen bij elkaar en vooral Johan Bakayoko, Guus Til, Luuk de Jong en Noa Lang zullen afgelopen nacht nog wel even terug hebben gedacht aan de fraaie mogelijkheden die ze lieten liggen.
Terug naar de uitspraak van Bosz, want de trainer voegde eraan toe dat zijn ploeg heel mannelijk had gespeeld, met een hoge intensiteit en met veel lef. Dat klopte. Nadat zijn team in Turijn tegen Juventus nog als een stel onervaren jongens te kijk en weg was gezet (3-1), liet PSV tegen Sporting zien dat het wel degelijk in staat is op Champions League-niveau tegen een goede tegenstander goed voor de dag te kunnen komen. Kort gezegd: PSV speelde zeer volwassen, naar de internationale maatstaven die absoluut gelden in de koningsklasse van het mondiale voetbal.