Johan Cruijff had een zak geld nog nooit zien scoren. Niks tegenin te brengen natuurlijk. Dat neemt niet weg dat voetbal wel van een spelletje is geëvolueerd naar een miljardenindustrie.
In crisistijden hameren op salarisverlaging scoort altijd goed natuurlijk. Er zullen weinig Nederlanders te vinden zijn die het oneens zijn met voetbalmiljonairs die een steentje bijdragen aan het overeind houden van hun club. Een gebaar van de spelers kan bovendien helpen om supporters en sponsors over de streep te trekken, zodat zij geen schadevergoeding claimen op basis van gemiste wedstrijden of zodat zij ondanks alle problemen toch een nieuwe jaarkaart bestellen. Een grootscheepse inleveractie zal ook helpen in de lobby bij de regering en burgemeesters om vanaf september toch achter gesloten deuren te mogen voetballen. Er zijn - naast de directe besparing - dus meerdere redenen om de spelers nu onder druk te zetten. Maar laten we ons in dit artikel eerst eens richten op de feiten. Hoe zit het nu eigenlijk met die salarissen in Nederland?
Het betaalde voetbal heeft een nogal poenerig imago. Na de enorme loonsverhogingen bij Ajax is dat beeld alleen maar versterkt. Vier, vijf miljoen salaris voor een voetballer? Die moet dan vooral niet zeuren. Helemaal terecht is dat imago niet. Tien jaar geleden was het inderdaad zo dat elke rechtsback bij een middenmoter na zijn voetbalpensioen niet meer hoefde te werken. Zo bedroeg in 2010 het gemiddelde salaris in de Eredivisie 355 duizend euro. Sindsdien zagen we echter een kentering. In de toplanden bleven de salarissen doorgroeien, maar hier niet. Na een daling tussen 2011 en 2014 zitten de salarissen wel weer wat in de lift omhoog, maar het niveau van 2010 is nooit meer gehaald.