
Het is nu zondagmiddag 23 maart, negentien minuten over twaalf, en een minuut geleden, dacht ik: Hopen dat Ronald Koeman vanavond van Spanje wint. Niet het Nederlands elftal, nee Koeman.
En nu ben ik een beetje in de war. Voor het eerst gun ik die lieverd alles. Vooral het gebruikelijke interview na de wedstrijd. Dat hij daar eindelijk weer eens zijn beroemde cynische overwinningslachje kan lachen. Ik hoop zo dat hij vanavond laat een tactische meesterzet mag uitleggen. Ik voel aan alles dat hij ernaar snakt.
Ronald Koeman vind ik de meest a-typische Nederlandse bondscoach ooit. Dat zal vooral met ons gezamenlijk verleden te maken hebben. Ik als kijker, hij als voetballer. Al jaren gebeurt er dit, wanneer ik Ronald Koeman met zijn bekende cynische lachje antwoord zie geven op de vraag van een journalist: ik zie hem zijn kontje naar achteren doen, richting de tribunes, het shirt van een Duitser in zijn hand, de denkbeeldige stront die hij ermee tussen zijn billen vandaan veegt en vooral de uiterst gulle lach.