In de lagere regionen van het jeugdvoetbal komt het vaak voor. Dat een trainer op zoek moet naar een plek voor een speler die ook contributie betaalt. Afhankelijk van de sterkte van de tegenstander wordt die speler ergens neergezet. Meestal op een positie waar hij het minste kwaad kan. Of op een plek waar zo min mogelijk anderen worden teleurgesteld.
Datzelfde gevoel begint me te bekruipen bij de speelminuten die Donny van de Beek krijgt. Ole Gunnar Solskjær is de afgelopen maanden iets te lovend geweest over een voetballer die hij niet nodig heeft. Dat applaus in de richting van de Nederlander voelt gekunsteld aan.