Arne Slot in Liverpool gaat hartverscheurend mooi worden. Slot, een van de kaalste mannen die ik ken, vlak voor The Cavern Club, waar The Beatles ooit hun haar lieten groeien. Wij, als Slot-kenners, hebben een voorsprong op de Engelsen. Je moet namelijk een beetje leren houden van Arne.
De Engelsen zullen hem, puur visueel, de eerste weken beleven als een gymnastiekleraar uit Roemenië. Slot had qua uiterlijk moeiteloos als turncoach mee kunnen draaien in welk voormalig Oostblokland dan ook. Ik weet als geen ander wat dat met je omgeving doet, eruitzien als een mosselboertje met de bril van zijn overleden vader.
In mijn tak van sport, de schrijfwereld, is dat een voordeel. Wanneer ik buurtcentrum De Gevlekte Specht binnenkom met een stapel boeken onder mijn arm, dan stelt dat mensen gerust. Ik zie eruit zoals ze graag willen dat een schrijver eruitziet. Stuk toiletpapier half uit de broek, pen achter het oor en wenkbrauwen als straatbezems.
Arne Slot heeft dat voordeel niet wanneer hij volkomen onbekend bij Liverpool naar binnen wandelt. De eerste en de laatste keer dat ik hem in levende lijve zag was tijdens een literaire voetbalavond in Breda. Ik stond naast hem, tikte hem op zijn schouder en bestelde een tosti. Zo zag Arne eruit. Als iemand die in een willekeurig café de hele avond boterhammen op elkaar staat te stapelen. Een verpletterend gewone man.