Enkele seconden nadat Marco van Basten in de NOS-studio tijdens de rust het armzalige spel van Oranje had geduid, werd hij op het sociaal sterfhuis Twitter in negentig verschillende varianten uitgescholden voor ‘pannenkoek’.
Ach ja, het gezonde volksgevoel. Het blijft voor de iets oudere generatie voetballiefhebbers wennen, dat voetbal nu wordt omarmd door schaatspubliek, door De Toppers-publiek, door koningsgezinden en Songfestival-gekkies. Het gaat nauwelijks nog om de briljante steekpass of het wervelende circulatievoetbal, maar om de kleur, het land, het feesten en het hossen. Of dat langs een bevroren sloot is of met een Edammer kaas op je hoofd voor de televisie maakt niet uit.
Ik heb nooit begrepen dat je als voetballiefhebber voor een club of een land bent. Daarom schrijf ik met zoveel plezier iedere week deze column. Ik kijk en geniet van iedereen die iets magisch doet met een bal. Ik heb godzijdank nooit een vader gehad die mij in Ajax-kleding wurmde of die, met zijn hand op het hart, vlak voor de televisie heel hard iets van Hazes of het Wilhelmus zong.